Geleidbaarheidsomvormers met één en twee ingangen voor hoge geleidbaarheden
AX413, AX430, AX433, AX436 en AX438
5.4 Alarmen configureren
5.4.1 Standaardalarmen configureren
-----
CONFIG. ALARMS
-----
Config. Alarm 1
Dosing
Status
Alarm
-----
Off
Off
A1: Type
24
Alarm 1 configureren
Als
niet is ingesteld op
A1: Type
Config. Alarm 2
en 3 (en alarm 4 en 5 als er een optiebord is geïnstalleerd en de analoge functies zijn
ingeschakeld, zie sectie 7.3) op precies dezelfde wijze geconfigureerd als alarm 1.
Alarm 1: type
Selecteer het type alarm dat is vereist:
Off
– Het alarm is uitgeschakeld, de alarm-led is uit en de relais krijgt geen
(Uit)
Alarm
– De omvormer is middels de parameter
Status – Er wordt een alarm geactiveerd op het moment dat er een stroomstoring
Dosing
– Alarm 1 wordt aangewezen als een Clean-In-Place (CIP)-interfacealarm
(Dosering)
Opmerking: het alarmtype
alarm 4 als er een optiebord is geïnstalleerd en de analoge functies zijn ingeschakeld, zie
sectie 7.3).
(Uit) of
Config. Alarm 1
Off
Status
geselecteerd: z.o.z.
A1: Assign
Alarm
(Dosering) geselecteerd: zie sectie 5.4.2.
A1: Failsafe
Dosing
(Dosering) (zie volgende eenheid), worden alarm 2
Dosing
stroom.
geconfigureerd om een alarm te activeren op het moment dat er een
vooraf gespecificeerde sensormeting wordt geregistreerd.
plaatsvindt of als er zich een situatie voordoet die ervoor zorgt dat één
van de foutmeldingen in tabel 8.1 (pagina 59) wordt weergegeven.
(zie sectie 5.4.2).
(Dosering) is alleen van toepassing op alarm 1 (en
Dosing
geselecteerd: terug naar beginscherm.
5 Programmeren
(Toewijzen) (z.o.z.)
Assign
IM/AX4CO4–NL versie 9