Zorg ervoor dat er geen water in de
aan-uitknop/temperatuurregelaar, de
verlichting of de luchttoevoerope-
ningen terechtkomt.
Er mag geen reinigingswater door
de afvoeropening voor het dooiwater
lopen.
Gebruik geen stoomreiniger. De
stoom kan terechtkomen op onderde-
len van het toestel die onder spanning
staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Het typeplaatje in het toestel mag niet
worden verwijderd. De informatie op
dit plaatje is belangrijk in geval van
een storing!
Om schade aan de oppervlakken te
voorkomen, mogen de volgende mid-
delen niet worden gebruikt om de op-
pervlakken te reinigen:
– reinigingsmiddelen die soda, ammo-
niak, zuur of chloor bevatten,
– kalkoplossende reinigingsmiddelen,
– schurende reinigingsproducten, zo-
als schuurpoeder, schuurmelk,
poetsstenen,
– reinigingsmiddelen met oplosmiddel,
– reinigingsmiddelen voor roestvrij staal,
– afwasmiddelen voor de afwasauto-
maat,
– ovensprays,
– glasreinigers,
– schurende harde sponsen en bor-
stels (bijv. schuursponsen),
– speciale "wondersponsen",
– scherpe metaalschrapers!
Vóór het reinigen
^ Schakel het toestel uit.
^ Trek de stekker uit of schakel de des-
betreffende zekering in uw
zekeringkast uit.
^ Haal de levensmiddelen uit het toestel
en bewaar ze op een koele plaats.
^ Ontdooi de vrieszone.
^ Neem alle onderdelen die kunnen
worden uitgenomen uit het toestel om
het gemakkelijker te kunnen reinigen.
Binnenruimte, toebehoren
^ Reinig het toestel regelmatig (min-
stens 1 keer per maand).
Laat vuil niet aankoeken. Verwijder
het onmiddellijk.
De binnenruimte en het toebehoren
reinigt u het best met lauw water
waarin u een beetje handafwasmid-
del doet.
De volgende onderdelen mogen wor-
den gereinigd in de afwasautomaat:
– het botervlootje, de eiervakjes, het
bakje voor ijsblokjes (elk afhankelijk
van het model meegeleverd)
– de rekken/flessenrekken in de
binnendeur
– het boter- en kaasvak
Reiniging
31