16 Bediening
VOORZICHTIG
Raak de lamellen van de warmtewisselaar NIET aan. Deze
lamellen zijn scherp en kunnen snijwonden veroorzaken.
WAARSCHUWING
Zet GEEN brandbare sprays bij de airconditioner en
gebruik GEEN sprays. Anders kan er brand ontstaan.
VOORZICHTIG
Langdurige
blootstelling
luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen
met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt;
dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig
insecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de
chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met
gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig
zijn voor chemische stoffen.
VOORZICHTIG
Stel kleine kinderen, planten of dieren NOOIT rechtstreeks
bloot aan de luchtstroom.
OPMERKING
Druk NOOIT op de knop van de gebruikersinterface met
een hard en puntig voorwerp. De gebruikersinterface kan
beschadigd raken.
OPMERKING
Trek of draai NOOIT aan de elektrische draad van de
gebruikersinterface. Dit kan een storing van de unit
veroorzaken.
OPMERKING
Installeer de gebruikersinterface NIET op een plaats waar
zij aan rechtstreeks zonlicht wordt blootgesteld. Het lcd-
display kan verkleuren of de gegevens worden niet meer
weergegeven.
OPMERKING
Plaats GEEN voorwerpen die door vocht kunnen worden
beschadigd onder de binnenunit. Bij een vochtigheid van
meer dan 80% is, wanneer de afvoer verstopt is of
wanneer het filter vervuild is, kan er condens worden
gevormd.
OPMERKING
Leg de afvoerslang zodanig dat een vlotte afvoer
verzekerd is. Door een onvolledige afvoer kan het gebouw,
de meubels, e.d. nat worden.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming
van
compressor te beschermen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met
standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met
uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met
uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is
uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
van
uw
lichaam
aan
de
stroom
te
voorzien
en
de
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de
specifieke
montagehandleiding/gebruiksaanwijzing
informatie.
16
Bediening
16.1
Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en
vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te
verzekeren.
Buitentemperatuur
–5~43°C droge bol
Binnentemperatuur
21~32°C droge bol
14~25°C natte bol
Binnenvochtigheid
(a)
Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid
buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd
worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Het bovenstaande werkingsbereik geldt alleen wanneer directe-
expansiebinnenunits op het VRV IV-systeem zijn aangesloten.
16.2
Gebruik van het systeem
16.2.1
Over het gebruik van het systeem
▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
buitenunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
16.2.2
Over koelen, verwarmen, alleen ventileren
en automatische werking
▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface
"omschakeling onder gecentraliseerde
besturing"
staat
(zie
gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer
"omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op
het
display
knippert,
gebruikersinterface instellen" op
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is
echter geen storing.
16.2.3
Over verwarmen
Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt
voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de
verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
voor
meer
Koelen
Verwarmen
–20~21°C droge
bol
–20~15,5°C natte
bol
15~27°C droge bol
(a)
≤80%
de
montagehandleiding
zie
"16.5.1
Over
master-
pagina 58.
RXYQQ8~20U7Y1B
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
4P546229-1 – 2018.09
en