7 Configuratie
[1‑1]
Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde
geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
[1‑1]
0
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme
werking.
1
Unit werkt momenteel in de geluidsarme
werking.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand 2. De
geluidsarme werking van het buitenunitsysteem kan op twee
manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door middel
van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt
gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op basis van
een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel
accessoire vereist.
[1‑2]
Geeft de status van de werking met stroomverbruikbegrenzing aan.
De
werking
met
stroomverbruikbegrenzing
stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
[1‑2]
0
Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
1
Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in
stand 2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van het
buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd door
middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de
geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd op basis
van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire
vereist.
[1‑5] [1‑6]
Geeft aan:
▪ [1‑5]: De actuele T
-streefparameterpositie aan.
e
▪ [1‑6]: De actuele T
-streefparameterpositie aan.
c
Zie
"7.3 Energie besparen en optimale werking" op pagina 42
meer informatie en advies over de impact van deze instellingen.
[1‑10]
Geeft het totaal aantal aangesloten binnenunits aan.
Hiermee kunt u controleren of het totaal aantal geïnstalleerde
binnenunits overeenstemt met het totaal aantal door het systeem
herkende binnenunits. Als dit niet het geval is, controleer dan best
de communicatiebedrading tussen de buiten- en binnenunits (F1/F2-
communicatieleiding).
[1‑13]
Geeft het totaal aantal aangesloten buitenunits aan (in geval van
systeem met meerdere buitenunits).
Hiermee kunt u controleren of het totaal aantal geïnstalleerde
buitenunits overeenstemt met het totaal aantal door het systeem
herkende buitenunits. Als dit niet het geval is, controleer dan best de
communicatiebedrading tussen de buiten- en buitenunits (Q1/Q2-
communicatieleiding).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
Beschrijving
verlaagt
het
Beschrijving
voor
[1‑17] [1‑18] [1‑19]
Geeft aan:
▪ [1‑17]: De recentste storingscode.
▪ [1‑18]: De op 1 na laatste storingscode.
▪ [1‑19]: De op 2 na laatste storingscode.
Wanneer
de
recentste
storingscodes
gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze
via deze controle-instellingen nog controleren.
Zie
"10.2 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op
pagina 47
voor informatie over de inhoud of de reden van de
meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over
storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
[1‑40] [1‑41]
Geeft aan:
▪ [1‑40]: De actuele instelling van koelcomfort.
▪ [1‑41]: De actuele instelling van verwarmcomfort.
Zie
"7.3 Energie besparen en optimale werking" op pagina 42
meer informatie over deze instelling.
7.2.8
Stand 2: Lokale instellingen
[2‑0]
Instelling selectie koelen/verwarmen.
De instelling selectie koelen/verwarmen wordt gebruikt wanneer de
optionele keuzeschakelaar koelen/verwarmen (KRC19-26A en
BRP2A81) wordt gebruikt. Kies de juiste instelling, afhankelijk van
het type van installatie van buitenunit (installatie met één buitenunit
of met meerdere buitenunits). Meer informatie over het gebruik van
de optie keuzeschakelaar koelen/verwarmen vindt u in de
handleiding van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen.
[2‑0]
0 (standaard)
Elke individuele buitenunit kan koelen/
verwarmen selecteren (met de
keuzeschakelaar koelen/verwarmen indien
geïnstalleerd) of via de gebruikersinterface van
de master-binnenunit (zie instelling [2‑83] op
en de gebruiksaanwijzing).
1
Master-unit bepaalt koelen/verwarmen
wanneer buitenunits in meervoudige
systeemcombinatie zijn aangesloten
2
Slave-unit voor koelen/verwarmen wanneer
buitenunits in meervoudige systeemcombinatie
zijn aangesloten
(a)
U moet de optionele externe besturingsadapter voor
buitenunit (DTA104A61/62) gebruiken. Zie voor meer
informatie de bij de adapter geleverde instructies.
[2‑8]
T
-streeftemperatuur tijdens koelen.
e
[2‑8]
0 (standaard)
2
3
4
5
6
7
Zie
"7.3 Energie besparen en optimale werking" op pagina 42
meer informatie en advies over de impact van deze instellingen.
per
ongeluk
op
voor
Beschrijving
(a)
.
(a)
.
T
-streefwaarde (°C)
e
Auto
6
7
8
9
10
11
voor
RXYQQ8~20U7Y1B
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
4P546229-1 – 2018.09
de