Wat
Instellingen in stand 1
Activeer stand 1 (druk één keer op BS1)
veranderen
en selecteer de gewenste instelling.
Druk hiervoor op BS2.
Druk één keer op BS3 om naar de
waarde van de gewenste instelling te
gaan.
Afsluiten en terugkeren
Druk op BS1.
naar de beginstand
Voorbeeld:
Inhoud van parameter [1‑10] controleren (aantal op het systeem
aangesloten binnenunits controleren).
[A‑B]=C in dit geval gedefinieerd als: A=1; B=10; C=waarde die
willen te weten komen/controleren:
1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van
de normale werking is (standaardsituatie bij verzending in de
fabriek).
2 Druk één keer op BS1.
Gevolg: Stand 1 wordt geactiveerd:
3 Druk 10 keer op BS2.
Gevolg: Stand 1 instelling 10 wordt opgeroepen:
4 Druk één keer op BS3; de weergegeven waarde (afhankelijk
van de lokale situatie), is het aantal op het systeem
aangesloten binnenunits.
Gevolg:
Stand 1
instelling
geselecteerd; de weergegeven waarde is gecontroleerde
informatie
5 Druk één keer op BS1 om de controlefunctie af te sluiten.
Gevolg: De standaardsituatie bij verzending van de fabriek wordt
hersteld.
7.2.6
Gebruik van stand 2
Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden
ingevoerd.
Stand 2 wordt gebruikt voor het instellen van lokale instellingen van
de buitenunit en het systeem.
Wat
Instellingen in stand 2
Activeer stand 2 (druk meer dan 5
veranderen
seconden op BS1) en selecteer de
gewenste instelling. Druk hiervoor op
BS2.
Druk 1 keer op BS3 om naar de waarde
van de gewenste instelling te gaan.
Afsluiten en terugkeren
Druk op BS1.
naar de beginstand
RXYQQ8~20U7Y1B
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
4P546229-1 – 2018.09
Hoe
10
wordt
opgeroepen
en
Hoe
Wat
Waarde van de
▪ Activeer stand 2 (druk meer dan 5
geselecteerde instelling in
seconden op BS1) en selecteer de
stand 2 veranderen
gewenste instelling. Druk hiervoor op
BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 om naar de
waarde van de gewenste instelling te
gaan.
▪ Stel de waarde van de geselecteerde
instelling in met BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 wanneer de
gewenste waarde is geselecteerd om
de wijziging vast te leggen.
▪ Druk opnieuw op BS3 om de werking
te
waarde.
Voorbeeld:
Inhoud van parameter [2‑18] controleren (hoge statische druk van de
ventilator van de buitenunit instellen).
[A‑B]=C in dit geval gedefinieerd als: A=2; B=18; C=waarde die
willen te weten komen/veranderen
1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van
de normale werking is (standaardsituatie bij verzending in de
fabriek).
2 Druk meer dan 5 seconden op BS1.
Gevolg: Stand 2 wordt geactiveerd:
3 Druk 18 keer op BS2.
Gevolg: Stand 2 instelling 18 wordt opgeroepen:
4 Druk 1 keer op BS3; de weergegeven waarde (afhankelijk van
de lokale situatie) is de staat van de instelling. In het geval van
[2‑18] is de standaardwaarde "0"; dit betekent dat de functie
niet geactiveerd is.
Gevolg:
Stand
2
instelling
geselecteerd; de weergegeven waarde is de actuele instelling.
5 Druk
op
BS2
tot
de
segmentendisplay verschijnt om de waarde van de instelling te
veranderen. Druk vervolgens 1 keer op BS3 om de
instelwaarde vast te leggen. Druk opnieuw op BS3 om te
bevestigen en de werking met de gekozen instelling te
beginnen.
6 Druk 2 keer op BS1 om de controlefunctie af te sluiten.
Gevolg: De standaardsituatie bij verzending van de fabriek wordt
hersteld.
7.2.7
Stand 1: Controle instellingen
[1‑0]
Geeft aan of de gecontroleerde unit een master-, slave 1- of slave 2-
unit is.
Master, slave 1 en slave 2 zijn relevant bij systeemconfiguraties met
meerdere buitenunits. De logica van de unit bepaalt welke buitenunit
master, slave 1 of slave 2 is.
Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden
ingevoerd.
[1‑0]
Geen aanduiding Niet-gedefinieerde situatie.
0
Buitenunit is master-unit.
1
Buitenunit is slave 1-unit.
2
Buitenunit is slave 2-unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7 Configuratie
Hoe
beginnen
met
de
ingestelde
18
wordt
opgeroepen
gewenste
waarde
op
het
Beschrijving
39
en
7-