De scherpstelling aanpassen
Meebewegende autofocus gebruiken
p A h M g
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch
scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1
Druk in de opnamemodus op [m].
2
Selecteer a
Scherpstelgebied
3
Druk op [m] om terug te gaan naar de
opnamemodus.
4
Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk
op [o].
•
Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het
onderwerp volgt als u de camera beweegt.
Tracking AF
•
Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
•
Een groen kader wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt,
betekent dat het onderwerp scherp in beeld is.
5
Tracking AF.
Opnameopties
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
•
Als u geen scherpstelgebied selecteert, wordt het scherpstelkader
weergegeven in het midden van het scherm.
•
Het volgen van een onderwerp kan in de volgende gevallen mislukken:
- Het onderwerp is te klein.
- Het onderwerp beweegt te veel.
- Er is sprake van tegenlicht of u maakt foto's op een donkere plaats.
- Kleuren of patronen van het onderwerp komen overeen met de
achtergrond.
- Het onderwerp heeft horizontale patronen, zoals bij jaloezieën het
geval is.
- De camera trilt erg.
•
Wanneer een onderwerp niet kan worden gevolgd, wordt het
scherpstelkader weergegeven als een kader met één witte lijn (
•
Als de camera het onderwerp niet volgt, moet u het te volgen
onderwerp opnieuw selecteren.
•
Als de camera niet kan scherpstellen, wordt het scherpstelkader
weergegeven als een kader met één rode lijn (
•
Als u deze functie gebruikt, is het niet mogelijk om de opties voor
Gezichtsdetectie, Smart zoom en Smart filter in te stellen.
•
U kunt deze functie alleen gebruiken wanneer de modusdraaiknop is
ingesteld op 1 opname.
75
).
).