1
INSTALLATIE
De kwaliteit van de installatie is bepalend voor de be-
trouwbaarheid van uw generatorset set en voor het ge-
luidsniveau. De meeste problemen bij het gebruik zijn het
gevolg van onvolkomenheden in de installatie. Volg daar-
om de aanwijzingen in dit hoofdstuk nauwgezet op en
schakel waar nodig een professionele installateur in.
1.1
LOCATIE
Whisper generatorsets hebben zeer compacte afmetin-
gen en daarom is er al snel een klein hoekje voor te vin-
den. Bedenk dat ook de meest onderhoudsarme machi-
ne bereikbaar moet blijven voor onderhoud.
Om service en eventuele reparaties te kunnen uitvoeren
dient u de generatorset goed toegankelijk op te stellen.
De bedieningszijde van de motor moet makkelijk bereik-
baar zijn en de distributiezijde voor het verwisselen van
de V-snaar.
Weliswaar is de oliedruk beveiligd, toch zal het nodig zijn
om het oliepeil regelmatig te controleren.
1.2
INSTRUCTIES VOOR OPTIMALE
ISOLATIE VAN GELUID EN TRILLINGEN
Bouw de generatorset laag in het schip op een stevige
fundatie. De generatorset is reeds op rubber trillings-
dempers opgesteld en kan direct op de spanten van het
schip worden gemonteerd. Een extra stalen fundatieplaat
kan resonanties beperken.
1 STALEN FUNDATIEPLAAT
Het nogmaals flexibel opstellen van de generatorset
brengt het risico van resonantie van de gehele opstel-
ling met zich mee en kan alleen worden uitgevoerd
door een extra gewicht van ongeveer 60 kg. tussen de
bodem van de kast en de extra rubber trillingdempers
aan te brengen. Hierbij mogen de luchtaanzuiggaten
in de onderschaal van de geluidskast niet worden
geblokkeerd. Een stalen funderingsplaat van 20 mm.
dik wordt voor de Whisper 6/8 -3000 rpm als optie
geleverd door Mastervolt (zie afb.12, blz. 14).
2 OVERIGE AANBEVELINGEN
Whisper generatorsets worden standaard geleverd in
een glasvezel versterkte geluidskast. Deze geluids-
kast isoleert het door de generatorset geproduceerde
geluid effectief.
NL / WHISPER 6/8/12 & 6 ULTRA / Oktober 2004
Neem goede nota van navolgende aanwijzingen, om
optimale geluid- en trillingdemping te realiseren.
Keuze van de inbouwplaats: een ideale plaats is di-
rect voor of naast de voortstuwingsmotor op dezelfde
fundatie.
Dunne wanden en vloeren geven snel resonantie.
Bouw de generatorset daarom niet vlak tegen of
naast dunne wanden of vloeren. Ook moet men de
generatorset niet tegen schotten op tanks of andere
als "klankkast" werkende delen bouwen. Versterking
van het geluid vindt ook plaats bij inbouw op een op-
pervlak van dun materiaal, zoals multiplex. Gebruik,
als het gewicht geen probleem vormt, de eerder ge-
noemde 60 kg. zware fundatieplaat.
Wanneer alleen inbouw op een dun oppervlak moge-
lijk blijkt, moet dit verstevigd worden met wrangen en
spanten. Het boren van gaten in een dun oppervlak
kan helpen om resonantie te verminderen. Het be-
plakken van wanden en vloer rond de generatorset
met ontdreunend en geluiddempend isolatiemateriaal
geeft een verbetering.
1.3
VENTILATIE
Voldoende ventilatie moet gewaarborgd zijn. De genera-
torset krijgt zijn lucht uit de machinekamer die hiervoor
moet zijn voorzien van toereikende ventilatieroosters.
(Voor de generatorset alleen is tenminste een doorlaat
nodig van 100 cm
2
).
De lucht van buiten moet hoog genoeg worden aangezo-
gen om te voorkomen dat (zout) water meekomt. Lucht-
aanzuiging vanuit de machinekamer vindt zo laag moge-
lijk plaats waardoor circulatie ontstaat en de lucht in de
machinekamer steeds wordt ververst.
Hoge aanzuiglucht temperaturen zullen het motorvermo-
gen doen afnemen met 2% voor elke 5°C dat de tempe-
ratuur stijgt. Bovendien zal het de koeling negatief beïn-
vloeden. In het algemeen mag een machinekamertempe-
ratuur niet meer dan 15°C boven de omgevingstempera-
tuur liggen.
Eventueel kan men met behulp van ventilatoren en
luchtinlaat- en luchtafvoerkanalen de koeling bevorderen.
Geforceerde ventilatie vindt plaats door lucht naar buiten
te blazen en niet door het aanzuigen van frisse lucht. Bij
gebruik van een generatorset met geluidskast is een
directe aanvoer van koude buitenlucht naar de aanzuig-
openingen in de kast te overwegen.
1.4
AANSLUITINGEN
INSTALLATIE
3