INBOUWGEGEVENS
2.2
CONTROLELIJST VOOR
INBEDRIJFSTELLING
1 Controleer of een beluchter is gemonteerd op min-
stens 60 cm. boven de waterlijn. Is daarbij rekening
gehouden met slingeren, schuin liggen en volle
belading? Een beluchter is alleen niet noodzakelijk
wanneer de bodem van de generatorset boven de
waterlijn ligt.
2 Open de buitenwater-inlaatkraan van de koelwater-
toevoer en controleer alle verbindingen op lekkage.
Controleer of de wierpot op de juiste hoogte ten op-
zichte van de waterlijn is geplaatst en of het filter
aanwezig is.
3 Controleer of het uitlaatsysteem op de juiste manier
is aangebracht. Controleer de totale lengte, de
diameter en de opvoerhoogte van het uitlaatsysteem.
Controleer de positie van het waterslot. Controleer
ook of de zwanenhals of waterafscheider 60 cm
boven de waterlijn ligt.
4 Open (indien gemonteerd) de uitlaatkraan en contro-
leer alle verbindingen in het uitlaatsysteem.
5 Controleer de 230V bedrading en de aarding.
6 Controleer of circuitbreaker of een 230V scheidings-
schakelaar en/of een MASTERSWITCH is opgeno-
men. Wanneer alleen een scheidingsschakelaar is
opgenomen, schakel dan de generator vrij van het
230V net.
7 Controleer alle 12V verbindingen. Controleer of de
hoofdschakelaar "aan" staat.
8 Open de kraan in de brandstoftoevoer vanaf de tank.
Controleer de waterafscheider op de aanwezigheid
van water. Controleer of de aanzuighoogte minder is
dan 1 m. Druk langer dan 5 seconden op de
startknop van de locale bediening (dus niet de
startknop van de remote control) en houd de
startknop ingedrukt tot het systeem is ontlucht.
16
9 Controleer of de luchtinlaatopeningen in de geluids-
kast niet worden geblokkeerd
10 Controleer het oliepeil en de kleur van de olie.
Controleer het koelvloeistofniveau.
11 Neem de stekker van de houdmagneet los en druk op
de startknop van het afstandbedieningspaneel tot de
motor draait en het brandstofsysteem op druk is.
Luister of de motor en generator goed vrij loopt.
12 Maak de stekker weer vast en start de generatorset.
13 Controleer wanneer de generatorset loopt, de vertra-
ging (5-10 sec) van de MASTERSWITCH (indien ge-
monteerd).
14 Controleer spanning en frequentie in onbelaste toe-
stand.
15 Controleer spanning en frequentie onder (volle) be-
lasting.
16 Controleer de accuspanning bij draaiende motor
(max. 14,2V).
17 Controleer de motor op olie-, brandstof- en waterlek-
kage.
18 Sluit de geluidskast en controleer het geluidsnivo.
19 Stop de motor en controleer opnieuw op olie-, brand-
stof- en waterlekkage.
Installatiechecklist
beschikbaar
www.mastervolt.com.
Inbedrijfstellingsformulier beschikbaar op onze website:
www.mastervolt.com.
Oktober 2004 / WHISPER 6/8/12 & 6 ULTRA / NL
op
onze
website: