5.
S
TORINGEN
De elektronische regelunit is in staat een groot aantal verschillende storingen te herkennen en
weer te geven.
5.1
Storingen oplossen
Indien een storing optreedt moet eerst het weergegeven storingscodenummer genoteerd
worden. Dit kan het beste worden gedaan in het storingslogboek achter in de handleiding. Dit is
noodzakelijk voor het stellen van een juiste diagnose zodat ook de juiste actie ondernomen kan
worden. Zo kan men ook eventuele herhaling gemakkelijker herkennen. Zie tabel 4 voor de
storingen. In tabel 5 is een aantal mogelijke oorzaken te vinden.
Bij een aantal storingen zal de regelunit automatisch trachten zodra de storing verholpen of
verdwenen is opnieuw op te starten (de zogenaamde blokkeringen). Mocht dit niet automatisch
gebeuren (daarbij is het toestel "vergrendeld") dan eerst op de R-toets drukken. Verdwijnt de
storing nog niet en start het toestel niet op, probeer dan het toestel enkele seconden
spanningsloos te maken. Druk daarna eventueel nogmaals op de R-toets.
Storingen die veroorzaakt worden door te weinig druk in het CV- en broncircuit kunnen door de
gebruiker in een aantal gevallen zelf worden opgelost.
Verwijderen van de mantel
Om de mantel van het toestel te verwijderen maak dan eerst het toestel spanningsloos. Schakel
de werkschakelaar uit.
De voorplaat van de mantel is aan de onderzijde geborgd met twee kruiskopschroeven, welke
eerst verwijderd moeten worden.
Trek vervolgens de onderzijde van de voormantel iets naar voren.
Til de gehele voorplaat enkele centimeters op en draai de voorplaat iets naar voren zodat de
displaykabel uit de zijkant van de regelunit verwijderd kan worden. Druk daarvoor het palletje
van de stekker in.
De zij-mantel zelf kan daarna eventueel gemakkelijk worden verwijderd, door hem iets op te
tillen en naar voren weg te nemen.
Monteren gebeurt in omgekeerde volgorde,
LET OP: Zorg dat de displaykabel weer wordt aangebracht, en dat deze niet tussen de
voorplaat en de mantel komt.
Uitschakelen van de opstarttest
Indien de spanning weer wordt ingeschakeld zal de ATAG Energion Warmtepomp een
automatische opstartfase doorlopen. Daarbij worden eerst de contacten gecontroleerd, waarna
de correcte werking van de warmtepomp zelf wordt geverifieerd. Indien deze twee controles
succesvol doorlopen zijn gaat de warmtepomp naar zijn normale bedrijfstoestand.
Mocht het niet lukken door de opstarttest heen te komen, schakel dan bij S40 de opstarttest uit.
Nu kan veel rustiger gekeken worden of de pompen lopen door bij S04 de ontluchting aan te
zetten.
Vervolgens kort het toestel laten draaien en direct in het weergave menu de temperaturen
bekijken levert veel informatie op.
Let op: voordat het toestel definitief weer in gebruik genomen wordt moet de opstarttest weer
ingeschakeld zijn en ook goed functioneren.
INSTALLATIEHANDLEIDING
42
ATAG E
NERGION WARMTEPOMPEN