ATAG E
INSTALLATIEHANDLEIDING
NERGION WARMTEPOMPEN
Boiler-setpointtemperatuur
Indien er een boiler aangesloten is, dan kan de boiler-setpointtemperatuur worden ingesteld.
Standaard wordt de boiler opgewarmd tot 55ºC. De boilertemperatuursensor bevindt zich op 2/3
van de boiler-bovenzijde.
4.2.1.3 Boilerschakeldifferentie
Met behulp van de boilerschakeldifferentie kan de boilertemperatuur onder- en bovengrens
worden ingesteld. Standaard staat deze op 6ºC. Indien de boilertemperatuur lager wordt dan de
boiler-setpointtemperatuur -6ºC, zal de warmtepomp de boiler opwarmen tot een temperatuur
van boiler-setpointtemperatuur.
4.2.1.4 Maximale CV-temperatuur op boilerbedrijf
Deze waarde wordt maximaal toegelaten bij het opwarmen van de boiler.
Toerental-instelling circulatiepompen
De cv- en bronpomp worden door de regelunit in toerental geregeld. Het minimale toerental van
beide pompen kan worden aangepast aan de situatie. Verder kan het maximun toerental van de
CV-pomp begrensd worden. Zie instellingen S10, S11 en S31.
Legionella
De warmtepomp is uitgerust met een anti-legionellaprogramma. Dat houdt in dat er elke 7
dagen een boilerdoorwarming plaatsvindt tot 69°C. Deze doorwarming zal gedaan worden door
het elektrisch element en zal plaatsvinden om 02.00 uur op de desbetreffende dag. De
instellingen kunnen worden aangepast zie S26 en S27.
Delta-T tussen "bron-in" en "bron-uit"
Om te voorkomen dat er teveel warmte uit de bodem wordt onttrokken, mag het verschil tussen
de "bron-uit"-temperatuur en de "bron-in"-temperatuur een bepaalde waarde niet overstijgen.
Standaard staat deze waarde (delta-T) op 3ºC, en kan worden ingesteld bij S33.
Minimale bron-in en bron–uit temperatuur
Om te voorkomen dat de verdamper dichtvriest worden de bron-in en de bron-uit temperatuur
bewaakt. Bij een te lage waarde zal de warmtepomp in een blokkering vallen, waarna deze na
het bereiken een voldoende hoge temperatuur automatisch de blokkering opheft. Waarna er
binnen 24 uur minimaal 3 maal een bron-in temperatuur blokkering is geweest zal het toestel in
een storing vallen. De warmtepomp kan alleen na een handmatige reset weer herstart worden.
Bij een water/water-bronsysteem moeten de waarden bij S29 en S30 anders worden ingesteld
dan bij een brine/water-bronsysteem. Zie pagina 34.
In-/uitschakelen van de ontluchtingsprocedure
Om zowel het bron- als het cv-circuit te ontluchten kan er een zogenaamde
ontluchtingsprocedure worden gestart. Met deze functie kan de procedure eerder afgebroken of
nogmaals doorlopen worden. Zie instelling S02.
Inschakelen elektrisch hulpelement
Het is mogelijk om, als er nog geen bron aanwezig is, toch op het elektrisch hulpelement te
draaien, Ook bij storing kan het nodig zijn het hulpelement in te schakelen.
Zie instelling S04.
40