8 Configuratie
Wanneer Automatisch wordt geselecteerd, dan wordt de verandering
van
de
bedrijfsmodus
gebaseerd
geprogrammeerd [4.2]: de eindgebruiker geeft maandelijks aan welk
bedrijf toegelaten is.
Werkingsgebied
De bediening van de unit in ruimteverwarming of ruimtekoeling wordt
verboden naargelang de gemiddelde buitentemperatuur.
#
Code
[4.3.1]
[4-02]
Uitschakeltemperatuur ruimte
verwarming: Wanneer de gemiddelde
buitentemperatuur hoger wordt dan deze
waarde, wordt de ruimteverwarming UIT
gezet. Deze instelling wordt ook gebruikt
in de automatische omschakeling
verwarming/koeling.
▪ 14°C~35°C
[4.3.2]
[F-01]
Uitschakeltemperatuur ruimte koeling:
Wanneer de gemiddelde
buitentemperatuur onder deze waarde
zakt, wordt de ruimtekoeling uit gezet.
Deze instelling wordt ook gebruikt in de
automatische omschakeling verwarming/
koeling.
▪ 10°C~35°C
Uitzondering: als het systeem geconfigureerd is in regeling via een
kamerthermostaat met één aanvoerwatertemperatuurzone en snelle
warmteafgevers, dan zal de bedrijfsmodus worden veranderd op
basis van:
▪ De
gemeten
binnentemperatuur:
kamertemperatuur voor verwarming en voor koeling stelt de
installateur ook een hysteresiswaarde in (bijv. tijdens verwarming
heeft deze waarde betrekking tot de gewenste koeltemperatuur)
en een afwijkingswaarde (bijv. tijdens verwarming heeft deze
waarde betrekking tot de gewenste verwarmingstemperatuur).
Voorbeeld: De gewenste kamertemperatuur voor verwarming
bedraagt 22°C en in koelstand 24°C, met een hysteresiswaarde
van 1°C en een afwijking van 4°C. De omschakeling van
verwarming
naar
koeling
kamertemperatuur stijgt tot over het maximum van de gewenste
koeltemperatuur + de hysteresiswaarde (dus 25°C) en de
gewenste verwarmingstemperatuur + de afwijkingswaarde (dus
26°C). Omgekeerd zal de omschakeling van koeling naar
verwarming gebeuren wanneer de kamertemperatuur onder het
minimum valt van de gewenste verwarmingstemperatuur – de
hysteresiswaarde (dus 21°C) en de gewenste koeltemperatuur –
de afwijkingswaarde (dus 20°C)
Een veiligheidsinterval om niet te regelmatig van verwarming naar
koeling, en omgekeerd, om te schakelen.
#
Code
De omschakelinstellingen met betrekking tot de binnentemperatuur.
ALLEEN van toepassing als Automatisch werd geselecteerd en het
systeem in regeling via een kamerthermostaat geconfigureerd werd
met 1 aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers.
Nvt
[4-0B]
Hysteresis: Zorgt dat er ALLEEN
wanneer nodig omgeschakeld wordt. De
bedrijfsmodus verandert ALLEEN van
verwarming naar koeling wanneer de
kamertemperatuur hoger wordt dan de
gewenste koeltemperatuur plus de
hysteresis.
▪ Bereik: 1°C~10°C
Uitgebreide handleiding voor de installateur
54
op
het
Bedrijfsmodus
Beschrijving
naast
de
gewenste
zal
gebeuren
wanneer
de
Beschrijving
#
Code
Nvt
[4-0D]
Afwijking: Zorgt dat de actieve gewenste
kamertemperatuur altijd bereikt kan
worden. In de verwarmingsmodus
verandert de bedrijfsmodus ALLEEN
wanneer de kamertemperatuur hoger
wordt dan de gewenste
verwarmingstemperatuur plus de
afwijkingswaarde.
▪ Bereik: 1°C~10°C
Aantal zones
Het
systeem
kan
aanvoerwater
2 watertemperatuurzones. Het aantal waterzones moet tijdens het
configureren ingesteld worden.
#
Code
[4.4]
[7‑02]
▪ 0: 1 zone
Slechts
aanvoerwatertemperatuurzone:
▪ a: Primaire AWT-zone
[4.4]
[7‑02]
▪ 1: 2 zones
Twee aanvoerwatertemperatuurzones.
De
aanvoerwatertemperatuurzone bestaat
uit de warmteafgevers met grotere
belasting en een mengstation om de
gewenste aanvoerwatertemperatuur te
bereiken. Bij verwarming:
▪ a: Secundaire AWT-zone: Hoogste
▪ b: Primaire AWT-zone: Laagste
VOORZICHTIG
Als er 2 zones zijn, is het belangrijk dat de zone met de
laagste watertemperatuur geconfigureerd is als de primaire
zone en de zone met de hoogste watertemperatuur is
geconfigureerd als de secundaire zone. Het systeem niet
op deze manier configureren, kan schade aan de
warmteafgevers veroorzaken.
EPGA11~16DAV3 + EAVZ16S18+23DA6V+9W
Beschrijving
leveren
aan
maximum
Beschrijving
a
primaire
a
b
temperatuur
temperatuur
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P556075-1 – 2019.02
één