Uitvoeringen met
stabiliteitsregeling (ESP)
Uitvoeringen met stabiliteitsregeling (ESP)
kunnen een wat ongebruikelijke
rijkarakteristiek vertonen, hetgeen kan
worden verminderd door het
aandrijfregelsysteem (traction control) uit
te schakelen. Zie Gebruik maken van
stabiliteitsregeling (bladzijde 161).
BANDENSPANNINGCON-
TROLESYSTEEM
WAARSCHUWINGEN
Het systeem ontheft u niet van de
verantwoording om regelmatig de
bandenspanning te controleren.
Het systeem waarschuwt u alleen
voor een lage bandenspanning. Het
pompt de banden niet op.
Wanneer sneeuwkettingen zijn
gemonteerd, heeft het systeem meer
tijd nodig om een lage
bandenspanning te detecteren.
Rijd niet met een aanzienlijk te lage
bandenspanning. Hierdoor kunnen
de banden oververhit raken en
worden beschadigd. Een te lage
bandenspanning verhoogt het
brandstofverbruik, verkort de levensduur
van de banden en heeft een nadelige
invloed op de rijeigenschappen.
Buig of beschadig de ventielen niet
wanneer u de banden oppompt.
Laat banden door goed opgeleide
monteurs monteren.
N.B.: Na het verwisselen van banden of
sensors heeft het systeem enkele minuten
nodig om te resetten. Tijdens deze periode
is het systeem in bedrijf, maar het is mogelijk
dat een waarschuwingslamp wordt
ingeschakeld.
Velgen en banden
N.B.: Als u banden aanbrengt zonder
bewakingssensoren, dan wordt een bericht
in de display weergegeven. Zie
Infoberichten (bladzijde 101). Bevestig dit
bericht om het systeem te deactiveren.
Het systeem bewaakt de bandenspanning
m.b.v. sensors die zich in de velgen
bevinden en een ontvanger in de auto.
Wanneer het systeem registreert dat de
bandenspanning te laag is, verschijnt een
waarschuwingsbericht op het
informatiedisplay. Zie Infoberichten
(bladzijde 101).
Wanneer een waarschuwingsbericht voor
een lage bandenspanning op het
informatiedisplay wordt weergegeven,
controleer dan de bandenspanning zo
spoedig mogelijk en breng de spanning op
de voorgeschreven waarde. Zie
Technische specificatie (bladzijde 253).
Wanneer dit zich regelmatig voordoet, laat
dan de oorzaak zo spoedig mogelijk
opsporen en verhelpen.
Bandenspanning controleren
N.B.: Wanneer de bandenspanning hoger
of gelijk is aan 3,3 bar (48 lbf/in²), ziet u het
+ symbool onder de spanningswaarde. Het
systeem meet spanningen tot 3,3 bar (48
lbf/in²). Het + symbool duidt aan dat de
bandenspanning hoger kan zijn.
N.B.: Instrumentenpanelen van type 3
hebben een iets andere menustructuur.
Selecteer eerst Instellingen om toegang
tot Informatie te krijgen.
1.
2. Selecteer Informatie met de op- en
3. Selecteer Band. spann met de op- en
252
Druk op de rechter pijltjestoets op het
stuurwiel om het hoofdmenu binnen
te gaan.
neer-pijltjestoetsen en druk op de
rechter pijltjestoets.
neer-pijltjestoetsen en druk op de
rechter pijltjestoets.