Bediening van de aftakas
Met de maaikoppeling (aftakas) schakelt u de aandrijving
naar de elektrische koppeling aan of uit.
Als het contactsleuteltje in de standen lopen of lichten is
gedraaid en de aftakas is ingeschakeld, zal het
aftakaslampje in de Indicatormodule op aan staan. Als dit
lampje brandt, wordt u eraan herinnerd dat de aftakas is
ingeschakeld. De startmotor zal niet draaien en u dient de
aftakas uit te schakelen, voordat u de machine verlaat.
Aftakas inschakelen
1. Zet de gashendel op snel.
2. Zet de maaikoppelingshendel op AAN (Fig. 13).
1
Figuur 13
1. Uit-Uitgeschakeld
Aftakas uitschakelen
1. Zet de maaikoppelingshendel op UIT (Fig. 13).
De werktuighefhendel
bedienen
Met behulp van de werktuighefhendel (Fig. 14) kunt u
diverse werktuigen opheffen en neerlaten.
Werktuigen opheffen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Trek de werktuighefhendel naar achteren totdat de
vergrendeling vastklikt. Hiermee wordt het werktuig in
de opgeheven positie gehouden.
2
m–1206
2. Aan-Ingeschakeld
11
Werktuigen neerlaten
1. Trap de koppeling en/of het rempedaal in om de
machine te stoppen.
2. Trek de hefhendel naar achteren om de druk van de
werktuiglift weg te nemen en druk op de knop op de
hendel om de vergrendeling los te zetten. Duw de
hefhendel naar voren om het werktuig neer te laten.
2
1
Figuur 14
1. Hefhendel
2. Knop
3. Hoogte-instellingsknop
Werktuiglift bedienen
De werktuiglift (Fig. 15) (optioneel bij een aantal
modellen) wordt gebruikt om werktuigen op te heffen en
neer te laten.
Werktuigen opheffen
1. Start de motor; zie Starten en stoppen van de motor in
de Gebruikershandleiding van de tractor.
2. Zet de hefschakelaar op omhoog om de werktuiglift
omhoog te brengen (Fig. 15). Hiermee wordt het
werktuig opgeheven en in die positie gehouden.
3
5
4
6
m–1205
4. Indicator
5. Hoog
6. Montage-stand