Elektrische aansluiting
Aansluiting van de voedingsspanning
1. Voer de voedingskabel door de passende kabeldoorvoer de behuizing in.
Stap 2 geldt alleen voor voeding 100 ... 230 V AC.
2. Sluit de randaarde van de voeding aan op de daarvoor bedoelde draadbout van de kabelmon-
tagerail.
3. Lokale randaarde resp. aarding (voor 24 V-voedingen absoluut noodzakelijk, voor voe-
dingen 100 ... 230 V AC extra aanbevolen): u moet een aardingskabel (min. 0,75 mm
(conf. 18 AWG)) zelf beschikbaar stellen. Trek de aardkabel ook door de kabeldoorvoer en
sluit deze op de draadbout van de kabelmontagerail aan (→ å 29).
4. Sluit de kabeladers L en N (100 ... 230 VAC, 24 V AC) resp. + en - (24 V DC) conform het
aansluitschema op de steekklemmen van de basismodule aan.
1
2
Fig. 29: Randaarde- resp. aardaansluiting
LET OP
Randaarde/aardingskabel met adereindhulzen of open kabelschoen
Gemakkelijk losraken van de kabel en verlies van de beveiligingsfunctie
‣
Gebruik voor de aansluiting van de randaarde resp. aardkabel op de draadbout uitsluitend
een kabel met gesloten kabelschoen conform DIN 46211, 46225, vorm A.
‣
Sluit de randaarde of aardkabel nooit aan met adereindhuls of open kabelschoen op de
draadbouten!
20
3
4
a0013251
1
Randaarde, af fabriek gemonteerd
5
2
Kartelring en moer
3
Randaarde / aardkabel lokaal (min. 0,75 mm
(overeenkomstig 18 AWG))
4
Kartelring en moer
5
Draadbouten
Liquiline CM442/CM444/CM448
Endress+Hauser
2