Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Controletoetsen En Indicatoren; Algemeen; Indicatoren - Notifier CFP800 Series Installatiehandleiding & Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3. Controletoetsen en Indicatoren

3.1 Algemeen

De centrale is uitgerust met LED indicatoren om over de toestand
van het systeem in normale werking en bij elke abnormale conditie
te informeren. De groene LED duidt een normale werking aan,
brandtoestanden worden door rode LEDs aangeduid en alle
andere toestanden worden door gele LEDs gesignaleerd.
Controletoesten onder de vorm van drukknoppen laten toe een
interventie bij een alarmtoestand en het bewerken van de
algemene centralefuncties.
Naargelang het model en de afzetmarkten, is de centrale geleverd
met of zonder vergrendelbare, beglaazde voordeur die de
controletoetsen tegen ongewenste handelingen beschermt.
Centrales zonder voordeur worden beschermt door een
sleutelschakelaar die toegang verleent tot de drukknoppen.

3.2 Indicatoren

Indicatoren duiden individueel de toestand van elke zone maar
ook de toestanden die voortvloeien van verschillende oorzaken.
Ze worden respectievelijk opgesplitst in zonale indicatoren en
algemene indicatoren. In bepaalde omstandigheden, is het
mogelijk dat er meerdere indicatoren oplichten.
Zonale Indicatoren
Elke zone heeft een unieke rode LED die oplicht als er een element
BRAND
(detector of module) in die zone geactiveerd is.
Elke zone heeft een unieke gele LED die oplicht in volgende
STORING
toestanden :
TEST/ISO.
(a)
Als de LED knippert, betekent dit dat er een storing
aanwezig is in die zone. De storing kan afkomstig zijn
van het detectorcircuit of van het sirenecircuit, indien
geïnstalleerd.
(b)
Als de LED continu oplicht betekent dit dat de zone
'Geïsoleerd' of 'In Test' is. Deze toestand heeft voorrang
op de knipperende aanduiding.
CFP800 Installatie- en gebruikershandleiding
8
Version V0102
Algemene Indicatoren
Algemene LEDs informeren over de toestand van het systeem
en zijn niet eigen aan een zone.
Twee rode LEDs lichten op bij een brandalarm toestand en blijven
BRAND
branden tot het systeem gereset wordt.
Twee gele LEDs lichten continu op bij een storingstoestand en
ALGEMENE
doven normaal uit als de storing opgeklaart wordt (hangt af van
STORING
de configuratie van de centrale).
Pulserende LEDs verwijzen naar een bestaande storing op een
afstandsingang (indien geconfigureerd).
Een unieke gele LED informeert dat er een storing bestaat in het
communicatie circuit naar, of een storing op, een herhaalbord
COM/TX
die aan de centrale gekoppeld is. Deze indicator wordt eveneens
STORING
gedurende de "Leer Operatie" opgelicht om de toestand van de
procedure aan te duiden.
Eén enkele rode LED duidt aan dat de afstandssignaaluitgang
MELDING
(TX) geactiveerd werd (bij brand), bijvoorbeeld om de
VERZONDEN
hulpverleners op te bellen (indien aangesloten). Deze LED blijft
branden tot de centrale gereset wordt.
Eén enkele gele LED informeert dat een zone geïsoleerd is. De
ZONE
desbetreffende zonale storingsled is eveneens geactiveerd.
GEISOLEERD
Wordt ook gebruikt voor het signaleren van een toestand in de
'Controle mode' (zie p. 39).
TX
Een unieke gele LED geeft aan dat de afstandssignaaluitgang
GEISOLEERD
(TX) geïsoleerd werd door een manuele interventie (zie p. 41).
Eén enkele gele LED duidt aan dat de sirenes van het systeem
SIRENE
geïsoleerd werden door het gebruiken van de functieschakelaar
GEISOLEERD
in de centrale. De LED blijft branden en de interne buzzer blijft
actief totdat de sirenes manueel gereset worden.
Een enkele groene LED is normaal opgelicht om aan te duiden
VOEDING
dat de voeding aanwezig is. Bij een normale toestand, is dit de
OK
enige brandende LED en signaleert dat de werking normaal
verloopt.
CFP800 Installatie- en gebruikershandleiding
9
Version V0102

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Cfp808Cfp816Cfp832

Inhoudsopgave