5 In Dienststelling
5.1 Inleiding
Eénmaal dat de installatie volledig uitgevoerd werd, kan het CFP-
800 branddetectiesysteem in dienst gesteld worden alvorens te
testen. Om zich ervan te verzekeren dat deze procedure zonder
problemen verloopt, moeten de volgende stap-per-stap richtlijnen
nageleefd worden.
5.2 Voorafgaande Controle
Vóór het aansluiten van eender welke externe circuit, is het sterk
aangeraden dat de centrale opgestart wordt om deze te testen.
Eens dat de centrale volledig operationeel is (zonder enige
aanwezige storing), kunnen de circuits één per één aangesloten
worden en de geassociëerde storingen rechtgetrokken worden
alvorens naar de volgende circuits over te gaan.
Zorg ervoor dat alle zekeringen intact op hun plaats zijn en dat
bijkomende kaarten (modules) correct geplaatst zijn en hun ver-
bindingen (de links) geconfigureerd staan voor de respectievelijke
functie.
Controleer of de ribbon kabel aangesloten is op de processorkaart
en dat de AC-aansluiting afkomstig uit de transformator goed in
de connector van het moederbord geplugd is.
Kijk na dat de draadverbinding in de afstandsvoeding terminals
aanwezig is (voor zover er geen afstandsvoeding is). Zie figuur 9
Bekijk aandachtig de aanslui-
op pagina 26.
tingsdetails van de twee
sirene-circuits
op
het
Nota. Het is niet mogelijk om de 'Storing batterij' conditie weg te drijven
moederbord (zie figuur 12
door het plaatsen van een voorlopige weerstand tussen de batterijklemmen.
pagina 28).
Daarom, nadat de centrale opgestart werd, moet een set batterijen
aangesloten zijn om zo een succesvolle Leer Operatie (Learn Operation)
uit te voeren.
Plaats eindelijnselementen op alle betrokken ingangen en
uitgangen. Aansluitklemmen omvatten plug-in connectors die los
met de centrale geleverd zijn. Plaats het respectievelijk element
(AEOL, 4K7 of 10K weerstand) in de terminal strip en plug het in
de correcte connector op het moederbord of uitbreidingskaart
(zie ook de schemas op volgende pagina's voor aansluitings-
details).
Nota. AEOLs hebben een welbepaalde polariteit en moeten juist
geplaatst worden. De rode draad is aangesloten op de +ve terminal en
de zwarte draad op de -ve terminal.
Als de centrale opgestart is : kan de Learn Operation
plaatshebben om de CFP te initialiseren (zie volgende pagina).
Verzeker U er van dat U de Leer Operatie kunt toepassen (bekijk
aandachtig volgend hoofdstuk).
CFP800 Installatie- en gebruikershandleiding
24
Version V0102
5.3 De Leer Operatie
Inleiding
De Leer Operatie is een initialisatieprocedure die telkens moet
toegepast worden als de centrale opgestart wordt of als er
aanpassingen gebracht worden op het systeem. Deze procedure
is éénvoudig op voorwaarde dat de sequentiële acties en
betrokken vermeldingen volledig begrepen zijn.
De Leer Operatie moet telkens uitgevoerd worden bij volgende
situaties :
-
Bij de eerste indienststelling.
-
Na het aanbrengen van een aanpassing, een
herstelling van de centrale of van de installatie,
met inbegrip van een detectorenvervanging.
-
Bij elke configuratie aanpassing (PC download).
-
Na een gebruikelijke onderhoudsbeurt.
-
Na het rechttrekken van eender welke storing bij
voorgaande Leer Operatie.
Toezicht op het verwijderen van detectoren
Om na te gaan of een zone al haar detectoren heeft, kunt U de
Eindelijnweerstand kortsluiten en met de ontkoppelde draden naar
de centrale met een multimeter de lusweerstand meten. Indien
de weerstand hoger ligt dan 50 ohms, betekent dit dat er één of
meerdere detectoren ontbreken, ofwel is er een storing op de lus
aanwezig.
Indien de waarde van de lusweerstand steeds boven de 50 ohms
ligt (alhoewel de lus met alle detectoren uitgerust is), mag het
circuit niet gebruikt worden zolang de bedradingsstoring niet
opgelost werd.
Wanneer de betrouwbaarheid van het circuit bewezen werd,
verwijder dan de kortsluiting op de Eindelusweerstand en sluit de
zonebedrading aan op de juiste klemmen.
CFP800 Installatie- en gebruikershandleiding
25
Version V0102