Installatie
3.3 Elektrische aansluitingen
3.3.1 Voeding 230Vac
De installatie moet voldoen aan de geldende plaatselijke en/
of landelijke voorschriften o.a. NEN 1010. Zorg o.a. voor een
juiste aansluitgroep met hoofdzekering.
Het elektrisch schema van het toestel kunt u achter in dit instal-
latievoorschrift vinden (zie paragraaf 8.3).
De voeding is 230Vac (50 Hz) met aarde.
De door de installateur te monteren 230V voedingskabel al-
tijd door de trekontlaster het toestel binnenvoeren; voor positie
doorvoer 230 V zie afbeeldingen paragraaf 2.2. t/m 2.4.
3.3.2 Ruimtethermostaat
De aansturing van het toestel is een twee-draads communica-
tie systeem (zwakstroom).
Er zijn twee typen ruimtethermostaten leverbaar voor de Flair
IG-serie luchtverwarmer namelijk:
- De
MultiTherm
S
dagthermostaat; spe-
ciaal ontworpen digi-
tale ruimtethermostaat
welke 1 tot 8 luchtver-
warmers kan aanstu-
ren (Brink artikelcode
005301)
- De
MultiTherm
C
weekthermostaat; spe-
ciaal ontworpen digitale
klokthermostaat welke
1 tot 8 luchtverwarmers
kan aansturen (Brink
artikelcode 005302).
Aansluiten van een "gewone" aan/uit ruimtethermostaat (po-
tentiaal vrij!) is wel mogelijk; echter belangrijke functies, zoals
bijvoorbeeld storingsmelding, resetten van storing op afstand,
zomerventilatie instellen etc. werken dan niet.
In alle gevallen vindt de aansturing van het toestel plaats mid-
dels een tweedraads zwakstroomkabel.
3.3.3 Zekeringen
Het toestel bevat 2 zekeringen op de besturingsprint van het
toestel: deze zijn bereikbaar na het openen van het zijpaneel.
Maakt altijd het toestel spanningsloos bij vervanging van
de zekeringen!
•
F1 en F2 zijn in respectievelijk in de fase en in de nul van
5697-0
5698-0
Flair-serie Comfort 1e druk oktober 2006
Werkschakelaar of contactstop.
Het toestel moet worden voorzien van een 230 Volt werkscha-
kelaar die fase én nul (niet de aarde) onderbreekt. Deze werk-
schakelaar dient een contact opening van minimaal 3 millime-
ter te hebben. Deze contactstop dient te allen tijde bereikbaar
te zijn. Absoluut nooit de voeding van het toestel (laten) onder-
breken door andere schakelaars. Dit kan tot oververhitting van
het toestel leiden.
In een storingsrijke omgeving dient van
een afgeschermde kabel gebruik te wor-
den gemaakt. Maak voor het aansluiten
van de ruimtethermostaat de luchtverwar-
mer spanningsloos.
Sluit de thermostaat via een 2-aderige af-
geschermde kabel op de aansluitklemmen
nr.4 en nr.5 (niet fasegevoelig) van de
luchtverwarmer aan (zie aansluitschema
paragraaf 8.2). Het aardscherm van de
kabel uitsluitend in de luchtverwarmer aan
aarde leggen.
Bij het plaatsen en aansluiten van de ruimtethermostaat moet
men de volgende zaken in acht nemen die van invloed zijn
op de correcte meting van de ruimtetemperatuur en de goede
werking van de thermostaat.
• Plaats de ruimtethermostaat in een ruimte op een plaats
waar de lucht ongehinderd langs kan circuleren. Let hierbij
op dat de in de winter laagstaande zon niet direct op de
ruimtethermostaat kan schijnen. Ook is de plaatsing in of
nabij de warme luchtstroom van het toestel niet wenselijk.
Vermijd plaatsing op een koude buitenmuur, plaats de ther-
mostaat op een binnenmuur, vrij van tocht.
• Plaats de ruimtethermostaat nooit in de warme luchtstroom
welke uit het toestel komt.
Na het aansluiten van de Flair-thermostaat indien nodigde tijd
en taal instellen; zie handleiding bij ruimtethermostaat.
de voeding van het toestel geplaatst.
Vervang deze zekeringen alleen door hetzelfde type en waarde
(5AT); maakt altijd hierbij het toestel spanningsloos!
Voor posities zekering F1 en F2 (Fuse 5AT) zie lay-out be-
sturingsprint paragraaf 4.6.; zekeringen zijn bereikbaar na het
open van het zijpaneel.
Hoofdstuk 3
5