Hoofdstuk 3
3.1 Plaatsing toestel
• Controleer of de ondersteuningsconstructie stevig genoeg
is.
• Het toestel moet vrij kunnen aanzuigen en uitblazen. Als dit
belemmerd wordt kan dit tot oververhitting van het toestel
leiden.
• Houd voldoende afstand tot de omgeving in verband met
veiligheid én toegankelijkheid ten behoeve van servicewerk-
zaamheden. Dit geldt vooral voor aanliggende (brandbare!)
materialen. Voor de minimum afstanden zie de tekeningen
hieronder. Let hierbij ook op de mogelijkheid tot het openen
van de deur van het toestel ten behoeve van de later nood-
zakelijke servicewerkzaamheden. Zorg voor vrije aanzuig
én uitblaasmogelijkheid, b.v. binnen 5 m vanaf de voorkant
van het toestel mogen zich absoluut geen materialen (kun-
nen) bevinden.
• Het toestel kan in elke positie gemonteerd worden, de positi-
onering is compleet vrij.
10 t/m 30 min. 500 mm
40 t/m 60 min. 660 mm
Minimale vrije ruimte rondom toestel
3.2 Gasaansluiting
De gasleiding moet voldoen aan de NEN 1078 en/of NEN
2078.
De voordruk moet buiten bedrijf én tijdens bedrijf van het toe-
stel altijd tussen de 20 en 30 mbar en bij propaangas tussen de
30 en 50 mbar liggen.
Een gaskraan, volgens NEN 7202, met koppeling moet zich
binnen handbereik vanaf het toestel bevinden.
Bij afpersen van de aansluitleiding boven 60 mbar moet deze
gaskraan gesloten worden.
4
5635-0
Flair-serie Comfort 1 druk oktober 2006
• Voor de bevestiging is het toestel aan de boven- en onder-
zijde voorzien van 2 stuks M12 draadbussen. Zie ook de
afmeting tekening, paragraaf 2.2 t/m 2.4.
Gebruik bij voorkeur de beschikbare consoles. De typen 40,
50 en 60 hebben aan de bovenzijde op de hoekpunten ook
4 draadbussen M10. Zie ook de afmeting tekening, para-
graaf 2.4.
Gebruik bij voorkeur de beschikbare consoles.
• Zorg ervoor dat na de montage geen mechanische span-
ningen op de diverse aansluitleidingen staan.
• Als het toestel verticaal naar beneden uitblazend opgehan-
gen wordt, dan het toestel niet hoger dan 8 meter ophangen.
Anders zal de warme lucht de vloer niet bereiken.
Let op:
Kijk bij de gebruiksrestricties paragraaf 1.2 in dit installatievoor-
schrift voor verdere plaatsingsbeperkingen.
Montagevoorbeeld ophanging toestel
ieder geval de gasleiding volgens de regels door vóór in ge-
bruikname van het toestel.
De toestellen IG-10 t/m IG-30 hebben een gasaansluiting met
1/2" binnendraad aansluiting; de toestellen IG-40 t/m IG-60
hebben een 3/4" buitendraad aansluiting
Installatie
5636-0