In de handmatige toegangsmodus dient (na het invoeren van een gebruikerscode) de toets
te worden ingedrukt, zodat het codeslot de code controleert. In dit geval mogen de codes
4 tot 8 cijfers bevatten; verschillende lengtes zijn mogelijk.
In de automatische toegangsmodus vergelijkt het codeslot de lengte van de ingevoerde
gebruikerscode (of superuser- of bezoekerscode) met de lengte van de mastercode.
Als het ingevoerde aantal cijfers (bijv. 5 cijfers) overeenkomt met de lengte van de
mastercode, dan activeert het codeslot de betreffende uitgang.
Als bijvoorbeeld een mastercode met 6 cijfers en gebruikerscodes met 4, 5 of 6 cijfers
zijn geprogrammeerd in handmatige toegangsmodus en u vervolgens de automatische
toegangsmodus inschakelt (zie hoofdstuk 14. m)), dan wacht het codeslot bijvoorbeeld op
de 5 of 6 cijfer.
• Na elke druk op een toets mag er hoogstens een pauze van 10 seconden zijn, anders meldt
het codeslot een fout (5 keer een pieptoon). De hele code dient binnen 30 seconden te
worden ingevoerd.
Programmering niet mogelijk
• Activeer altijd eerst de programmeermodus via de mastercode (standaardinstelling bij
levering "0000", dient bij de eerste ingebruikname in elk geval te worden gewijzigd). Na het
voltooien van de programmering verlaat u de programmeermodus met de toets
op de stertoets drukken).
• Als u de mastercode bent vergeten, raadpleeg dan hoofdstuk 13.
• Na elke druk op een toets mag er hoogstens een pauze van 10 seconden zijn, anders meldt
het codeslot een fout (5 keer een pieptoon).
Onbepaalde storingen of problemen
• Wis alle bestaande programmering, zie hoofdstuk 14. c) en programmeer opnieuw.
• Schrijf alle programmeringen op, zodat u ze eventueel ongedaan kunt maken.
• Controleer de aansluitingen van het codeslot.
(2x
57