3.
Draai de contactsleutel naar ON. De brandstofpompen gaan ongeveer vijf seconden draaien.
4.
Draai de contactsleutel naar "START" en laat hem los. De ECM regelt de activering van de startmotor.
De startmotor kan tot acht seconden blijven tornen.
NB: Bij het afstellen van een afgetapt brandstofsysteem, kan resterende brandstof veroorzaken dat de motor
start en stopt, waardoor het tornen van de motor wordt verkort.
5.
Ga door met het naar ON en START draaien van de contactsleutel, totdat de motor blijft lopen.
BELANGRIJK: Laat de startmotor 20 tot 30 seconden afkoelen tussen de tornprocedures gedurende acht
hele seconden. Beperk het aantal startpogingen tot een maximum van 10 pogingen tijdens de
tornprocedures gedurende acht hele seconden.
6.
De motor kan na het starten nog maximaal twee minuten onregelmatig stationair draaien, totdat alle
resterende lucht uit het brandstofsysteem is verwijderd.
7.
Als het brandstofsysteem ook na 10 keer achter elkaar acht seconden tornen niet voorgevuld is,
gebruikt u de vorige procedure De FSM voorvullen met een ontluchtingsgereedschap om het
brandstofsysteem te vullen.
De motor starten
Voordat u de motor start, leest u:Controlelijst vóór het starten, speciale bedieningsinstructies, Procedure voor
het inlopen van de motor, Schakelen in deze sectie, alsmede de beschrijving van de functies en bediening
van de afstandsbediening in de sectie Functies en bedieningselementen.
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en lopen
ze schade op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
1.
Controleer het motoroliepeil. Raadpleeg Brandstof en olie - Motorolie controleren en bijvullen.
a
BEDIENING
KENNISGEVING
b
c
63305
54
a -
Toegangsdeur onderhoud
b -
Olievuldop
c -
Peilstok
nld