8. Plaats een opvangbak onder de peilstok/vulbuis en draai
de aftapplug eruit (Fig. 19).
Figuur 19
1. Aftapplug carterolie
9. Als alle olie is afgetapt, kunt u de aftapplug weer
terugplaatsen.
Opmerking: U moet de oude olie op de juiste wijze
afvoeren.
10. Giet ongeveer 80% van de gespecificeerde hoeveelheid
olie langzaam in de vulbuis (Fig. 18). Controleer het
oliepeil; zie Oliepeil controleren, blz. 23.
Motoroliefilter vervangen
Vervang het oliefilter om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks,
waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
1. Tap de motorolie af; zie Olie verversen, blz. 23.
2. Verwijder het oude filter en veeg de pakking van de
filtertussenstuk (Fig. 20) schoon.
1
Figuur 20
1. Oliefilter
2. Pakking
3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen
pakking van het nieuwe oliefilter (Fig. 20).
1
3
2
1256
3. Tussenstuk
24
4. Plaats het nieuwe oliefilter op het filtertussenstuk. Draai
het filter rechtsom totdat de rubberen pakking contact
maakt met het filtertussenstuk.
5. Draai het oliefilter vervolgens nog een 1/2 tot 3/4 slag
(Fig. 20).
6. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie
Oliepeil controleren, blz. 23.
Onderhoud van de Rem
De rem bevindt zich aan de rechterkant van de achteras, in
het achterwiel (Fig. 21).
Figuur 21
1. Stelmoer van de rem
Als de remweg van de tractor bij een hoge snelheid in de
hoogste versnelling langer dan 1 meter is, moet u de rem
afstellen.
Rem controleren
1. Parkeer de tractor op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Zet de aandrijfhendel in de stand Duwen (Fig. 14).
7. Als de achterwielen blokkeren en slippen wanneer u de
tractor naar voren duwt, hoeft u de rem niet af te stellen.
Als de wielen draaien en niet blokkeren, moet u de rem
afstellen; zie Rem afstellen, hieronder.
1