Motor starten
1. Open de brandstofafsluitklep (Fig. 9). Deze bevindt
zich tussen de brandstoftank en de motor.
1
Figuur 9
1. Brandstofafsluitklep
Opmerking: De klep moet in één lijn met de
brandstofslang staan.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
3. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen, blz. 13.
Opmerking: De motor start alleen wanneer u de
parkeerrem in werking hebt gesteld of het rempedaal
helemaal ingetrapt houdt.
4. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. Zie Figuur 10.
5
6
2
1
Figuur 10
1. Aftakas
2. Ingeschakeld
3. Uitgeschakeld
Opmerking: De motor zal niet starten als de maaimessen
zijn ingeschakeld.
4
3
4. Choke
5. Aan
6. Uit
16
5. Als de motor koud is, zet u de chokehendel op Choke
(Fig. 10).
Opmerking: Als u een warme motor start, zet u de
chokehendel op Uit.
6. Zet de gashendel op Langzaam (Fig. 11).
1
7
Figuur 11
1. Gashendel
2. Snel
3. Langzaam
4. Starten
7. Draai het contactsleuteltje naar rechts en houd het
sleuteltje op Start (Fig. 11). Laat het sleuteltje los zodra
de motor aanslaat.
Belangrijk
Als de motor na 15 seconden continu
starten niet aanslaat, moet u het contactsleuteltje op Uit
draaien en de startmotor twee minuten laten afkoelen; zie
Storingen, Oorzaak en Remedie, blz. 38.
8. Zodra de motor start, zet u de chokehendel langzaam op
Uit (Fig. 10 en de gashendel op Snel 11).
Motor afzetten
1. Zet de gashendel op Langzaam (Fig. 11).
Belangrijk
Om terugslag en beschadiging van de motor
te voorkomen, mag u de chokehendel niet op Aan of
gashendel op Snel zetten om de motor af te zetten.
2. Draai het contactsleuteltje op Uit (Fig. 11).
Opmerking: Als de motor zwaar belast is geweest of heet
is, moet u deze nog een minuut stationair laten draaien
voordat u het contactsleuteltje op Uit draait. Hierdoor kan
de motor afkoelen voordat u de motor afzet. In een
noodgeval kunt u de motor afzetten door het
contactsleuteltje op Uit te draaien.
2
3
5
6
4
5. Verlichting
6. Aan
7. Uit