5.2.2
Omgevingsomstandigheden
Ondanks het feit dat de machine in de meest uiteenlopende situaties kan worden gebruikt, moeten bij voorbaat echter de
minimale operationele voorschriften in acht worden genomen, die hieronder worden beschreven:
Parameter
Bedrijfstemperaturen
Gemiddelde temperatuur
overdag
Opslagtemperatuur
Vochtigheid
Hoogte
5.2.3
Elektromagnetische interferenties
Als de klant aanvullende apparatuur installeert, moet de gebruiker nagaan of de installatie interferentie van welke aard dan ook
veroorzaakt bij de instrumenten op het voertuig; als dat het geval is, moet de gebruiker deze interferenties elimineren.
Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan mobiele apparatuur, bijvoorbeeld voor radiocommunicatie (telefoon). Dit
soort apparaten moet worden geïnstalleerd door gespecialiseerde technici en moet gebruik maken van buitenantennes.
In het algemeen moet in aanmerking worden genomen dat eventuele aanvullende elektrische apparaten die worden geïnstalleerd,
moeten voldoen aan de EMC-richtlijn 2004/108/EG en het "CE"-merkteken moeten dragen.
5.2.4
Stralingen
In normale gebruiksomstandigheden veroorzaakt de machine geen enkele soort straling, ioniserend of niet-ioniserend, die
problemen kan veroorzaken bij de bestuurder.
52
52
52
Toegestane waarden
van -20 °C tot +40 °C
(van -4 °F tot 104 °F)
< +40 °C
(< 104 °F)
van -25 °C tot +50 °C
(van -13 °F tot 122 °F)
van 20% tot 95%
< 2500 m
(< 8200 ft)