10.6
De machine parkeren
- VERBOD
Laat de machine nooit en te nimmer
geparkeerd met een geheven last.
- Parkeer altijd op een vlak, stevig en genivelleerd
terrein, waar geen gevaar voor vallend gesteente,
aardverschuivingen of overstroming bestaat.
- Laat de stempels (indien aanwezig) tot op de grond
zakken.
- Trek de arm helemaal in en breng hem omlaag tot op de
grond.
- Schakel de parkeerrem in
- Zet de keuzehendel van de rijrichting op "N".
- Laat de motor enkele seconden stationair draaien alvorens
hem af te zetten, om de motor af te laten koelen.
- Zet de startsleutel in de stopstand van de motor.
- Haal de sleutel uit het contact.
- Blokkeer de hydraulische bedieningen met de hiervoor
bestemde voorzieningen (indien aanwezig)
- Sluit de ruiten en vergrendel ze met de handgrepen.
- Sluit de deur van de cabine met de sleutel.
- Leg de wiggen onder de wielen.
- Zorg dat de machine zo geparkeerd is dat hij het verkeer
niet hindert, en minstens op 5 m afstand van spoorrails.
- VERBOD
Zet de machine niet stil en laat haar niet
geparkeerd op een helling van meer dan 15%,
ook al is de parkeerrem ingeschakeld.
1-J0120
197
197
197