9 Aanpassing aan de installatie
Bij ondeskundig gebruik van de volgende additieven werden
met onze producten tot nu toe geen onverdraagzaamheden
vastgesteld.
▶
Neem bij het gebruik absoluut de aanwijzingen van de
fabrikant van het additief in acht.
Voor de verdraagzaamheid van additieven in het overige
CV-systeem en voor de werkzaamheid ervan aanvaarden
we geen aansprakelijkheid.
Additieven voor reinigingsmaatregelen (aanslui-
tend uitspoelen vereist)
–
Adey MC3+
–
Adey MC5
–
Fernox F3
–
Sentinel X 300
–
Sentinel X 400
Additieven die permanent in de installatie blijven
–
Adey MC1+
–
Fernox F1
–
Fernox F2
–
Sentinel X 100
–
Sentinel X 200
Antivriesmiddelen die permanent in de installatie
blijven
–
Adey MC ZERO
–
Fernox Antifreeze Alphi 11
–
Sentinel X 500
▶
Informeer de gebruiker over de nodige maatregelen als u
bovengenoemde additieven heeft gebruikt.
▶
Informeer de gebruiker over de noodzakelijke werkwijze
voor de vorstbeveiliging.
8.4
CV-circuit vullen en ontluchten
Geldigheid: Directe verbinding
▶
Vul het product via de retourleiding met CV-water.
Verhoog de vuldruk langzaam, tot de gewenste be-
drijfsdruk is bereikt.
–
Bedrijfsdruk: 0,15 tot 0,2 MPa (1,5 tot 2,0 bar)
▶
Activeer het ventilatieprogramma op de thermostaat
van de binnenunit.
▶
Controleer tijdens het ventileren de installatiedruk. Als
de druk daalt, vul dan CV-water bij, tot de gewenste
bedrijfsdruk weer is bereikt.
Geldigheid: Systeemscheiding
▶
Vul het product en het primaire CV-circuit via de re-
tourleiding met een antivries-watermengsel (44 %. vol.
propyleenglycol en 56 % vol. water). Verhoog de vul-
druk langzaam, tot de gewenste bedrijfsdruk is bereikt.
–
Bedrijfsdruk: 0,15 tot 0,2 MPa (1,5 tot 2,0 bar)
▶
Activeer het ventilatieprogramma op de thermostaat
van de binnenunit.
▶
Controleer tijdens het ventileren de installatiedruk. Als
de druk daalt, vul dan antivries-watermengsel bij, tot
de gewenste bedrijfsdruk weer is bereikt.
▶
Vul het secundaire CV-circuit met CV-water. Verhoog
de vuldruk langzaam, tot de gewenste bedrijfsdruk is
bereikt.
174
–
Bedrijfsdruk: 0,15 tot 0,2 MPa (1,5 tot 2,0 bar)
▶
Activeer de CV-pomp op de thermostaat van de bin-
nenunit.
▶
Controleer tijdens het ventileren de installatiedruk. Als
de druk daalt, vul dan CV-water bij, tot de gewenste
bedrijfsdruk weer is bereikt.
8.5
Beschikbare restopvoerdruk
De volgende curves gelden voor het CV-circuit van de bui-
tenunit en zijn gerelateerd aan een CV watertemperatuur
van 20 °C.
B
100
90
80
70
60
50
40
1
30
20
10
0
400
800
1200
A
Volumestroom, in l/h
B
Restopvoerdruk, in kPa
1
VWL 35/6 en VWL 55/6
9
Aanpassing aan de installatie
9.1
Instellingen aan de thermostaat van de
binnenunit aanpassen
▶
Gebruik de tabel overzicht installateurniveau (→ Installa-
tiehandleiding van de binnenunit, bijlage).
10 Overdracht aan de gebruiker
10.1
Gebruiker instrueren
▶
Leg de werking aan de gebruiker uit. Informeer de ge-
bruiker, of een systeemscheiding aanwezig is en hoe de
vorstbeveiligingsfunctie is gewaarborgd.
▶
Wijs de gebruiker vooral op de veiligheidsvoorschriften.
▶
Wijs de gebruiker op de bijzondere gevaren en gedrags-
regels, die met het koudemiddel R290 zijn verbonden.
▶
Informeer de gebruiker over de noodzaak van een regel-
matig onderhoud.
Installatie- en onderhoudshandleiding aroTHERM plus 0020299005_04
3
2
1600
2000
2400
2800
2
VWL 65/6 en VWL 75/6
3
VWL 105/6 en VWL
125/6
A