8
Storingen
Soort storing
Effect
Mogelijke oorzaken
Drukverlies in de installatie.
Opbrengst zonne-
Verlies van solarvloeistof op de verbindingen.
energie te laag
Verlies van solarvloeistof door geopend overstort.
Stoom door geopende ontluchter ontweken (normaal bedrijf).
Vorstschade.
Geen volumestroom zichtbaar op doorstroomindicatie ondanks draaiende pomp.
Opbrengst zonne-
Afsluiters zijn gesloten.
energie te laag
Lucht in systeem.
Aanwijzer op doorstroombegrenzer zit vast.
Geluid in collectorveld bij sterke zonnestralen (waterslag).
Lekkage in zonne-
Geen homogene doorstroming van de collectorvelden mogelijk. Leidingwerk controleren.
collectorcircuit
Expansievat te klein of defect.
Pompcapaciteit te laag.
Collector met collectortemperatuursensor in de schaduw.
Lucht in systeem.
Zonneboiler koelt sterk af.
Hoge warmteverliezen.
Boilerisolatie defect of niet correct gemonteerd.
Regelaarinstelling naverwarming onjuist.
Eenpijpcirculatie (microcirculatie in de leidingen).
Circulatie t.g.v. thermosifonwerking via het collectorveld of de
circulatieleiding of naververwarming.
Warmwatercirculatie draait te vaak en/of 's nachts.
Bij instraling beslaan van collector gedurende langere tijd.
Condenswater in collector.
Ventilatie van de collector (bij beluchte collectoren) onvoldoen-
de.
Te lage installatiecapaciteit.
Opbrengst zonne-energie te laag Collectoren in de schaduw.
Lucht in de installatie.
Pomp draait met verminderd vermogen.
Warmtewisselaar vervuild / verkalkt.
Sterke vervuiling op de collectorvensters.
Naverwarming draait ondanks goede zonne-instraling.
Opbrengst zonne-energie te laag Boilertemperatuursensor naverwarming defect of verkeerd ge-
positioneerd.
Circulatie verkeerd aangesloten of te lang ingeschakeld.
Naverwarmingstemperatuur te hoog ingesteld.
Lucht in de installatie.
Regelaar defect.
Tabel 13
26
Oplossing
Lekkende plaatsen hardsolderen. Afdichtingen vervangen. Koppe-
lingen natrekken.
Expansievat, voordruk en grootte controleren.
Onluchter na het ontluchten sluiten.
Vorstbeveiliging controleren.
Afsluiters openen.
Installatie ontluchten.
Doorstroombegrenzer reinigen.
Dimensionering en voordruk van het expansievat en de werkdruk
controleren.
Pomp controleren, eventueel vervangen.
Schaduw wegnemen.
Installatie ontluchten en leidingen op verval controleren.
Isolatie controleren. Boileraansluitingen isoleren.
Instellingen ketelregelaar controleren.
Warmteisolatielus uitvoeren.
Terugslagkleppen controleren.
Schakeltijden en intervalbedrijf controleren.
Ventilatieopeningen reinigen.
Schaduw wegnemen.
Installatie ontluchten.
Pomp controleren.
Warmtewisselaar spoelen / ontkalken.
Collectorvensters met glasreiniger (geen aceton) reinigen.
Positie, montage en karakteristiek van de boilertemperatuursensor
controleren.
Controleer de circulatieaansluiting en eventueel de inschakelduur
van de circulatie.
Instellingen controleren.
Installatie ontluchten.
Regelaar controleren, eventueel vervangen.
KS 0105 ... 0150 • 7 747 009 916 (2013/03)