Inbedrijfstelling
▶ In het venster van de doorstroombegrenzer de doorstroomhoeveel-
heid controleren [3].
▶ Stel als voorinstelling van de doorstroomhoeveelheid de stappen-
schakelaar van de zonnepomp [4] zodanig in, dat de benodigde door-
stroomhoeveelheid bij de zo laag mogelijke pompstand wordt bereikt.
Wanneer de gegeven doorstroomhoeveelheid bij de
hoogste pompstand van de pomp niet wordt bereikt:
▶ Controleer de toegestane leidinglengte en dimensio-
nering ( hoofdstuk 4.1).
▶ Pas indien nodig een krachtiger pomp toe.
Doorstroomhoeveelheid l/min
(bij 30 - 40 °C in retour)
Aantal
collectoren
(volume-stroom
l/h)
l/min
1 (50)
1
2 (100)
1,5 - 2
3 (150)
2,5 - 3
4 (200)
3 - 4
5 (250)
4 - 5
6 (300)
5 - 6
7 (350)
5,5 - 7
8 (400)
7 - 8
9 (450)
7,5 - 9
10 (500)
8 - 10
Tabel 10 Overzicht doorstroomhoeveelheden
Toerentalgeregelde zonnepomp
▶ Kies op de regelaar de bedrijfsstand "Auto". De doorstroomhoeveel-
heid wordt afhankelijk van de bedrijfs-
toestand via het toerental van de zonnepomp geregeld.
Niet toerentalgeregelde zonnepomp
▶ Sluit de instelschroef van de doorstroombegrenzer [2] zover tot in het
venster de rand van de vlotter [3] de aanbevolen doorstroomhoeveel-
heid aanwijst.
Na de inbedrijfname
Door de viscositeit van de solarvloeistof wordt de lucht wezenlijk sterker
vastgehouden dan in schoon water.
▶ Zonnesysteem via luchtafscheider in het solarstation en via de ont-
luchter op het dak (indien aanwezig) na een aantal uren bedrijf van de
zonnepomp ontluchten.
KS 0105 ... 0150 • 7 747 009 916 (2013/03)
Aantal
collectoren
(volume-
stroom l/h)
l/min
11 (550)
8 - 11
12 (600)
10 - 12
13 (650)
10,5 - 13
14 (700)
11,5 - 14
15 (750)
12,5 - 15
16 (800)
13 - 16
17 (850)
14 - 17
18 (900)
15 - 18
19 (950)
15,5 - 19
20 (1000)
16,5 - 20
1
60
60
40
°C 80
40
°C 80
20
100
20
100
0
120
0
120
2
3
Afb. 43
[1]
Terugslagklep bedrijfsgereed
[2]
Instelschroef op de doorstroombegrenzer
[3]
Afleeszijde voor de doorstroomhoeveelheid
[4]
Pompschakelaar op de zonnepomp
6
4
7747006489.37-1.SD
23