Handleiding en installatie voorschrift Thermomaster 45/60/80
condensaat af te voeren.
Afmetingen van de leidingen voor de afvoer van de
rookgassen en de toevoer van de lucht
De totale druk voor de afvoer van de rookgassen en
de luchttoevoer mag maximaal 1,5 mbar voor de
80kW, 1,4mbar voor de 60kW en 1mbar voor de 45kW
bedragen . Als de weerstand groter is, zal de trek
verminderen met meer dan 5%, wat ontoelaatbaar
is. De onderstaande tabel geeft de maximumlengten
(in meter) voor een concentrische of gescheiden
luchttoevoer en rookgasafvoer.
Type
aansltuiting
80 kW
60 kW
45 kW
Opmerking : Per bocht van 90° moet men 1 meter
aftrekken en 0,5 meter per bocht van 45°.
Opgelet!
Gebruik enkel afvoermaterialen,
dakdoorvoerisolatoren en/of
geveldoorvoerisolatoren die door de fabrikant Bulex
werden getest.
13 . Aansluiting van de condensafvoer
De condensaten moeten conform de geldende
plaatselijke normen worden afgevoerd. Om geurtjes
te vermijden, raden we aan de sifon met water te
vullen en gevuld te houden.
14 . Aansluiting van een boiler met warmtewisselaar
Om een boiler met warmtewisselaar aan te sluiten,
kunt u een elektrische driewegklep van 230V
gebruiken of een specifieke pomp. Voor de aansluiting
van de driewegklep en de thermostaat van de boiler
of voor een regeling van de boiler door een NTC-
sonde, verwijzen wij naar het elektrische schema.
De maximum vertrektemperatuur verwarming is in de
fabriek op 80°C afgesteld.
15 . Gebruik van een buitensonde
Om de brander te regelen in functie van de
weersomstandigheden, volstaat het een buitensonde
aan te sluiten. Deze moet aangebracht worden op de
noord/noord-oost buitengevel van de woning op een
hoogte van 2 meter. De ketel is standaard afgeregeld
voor het gebruik van een kamerthermostaat.
(parameter 45 op "00")
16 . Vorstbeveiliging
Bij langdurige afwezigheid tijdens de winter, moet
u alle radiatoren gedeeltelijk openen zodat de
verwarmingsinstallatie in werking blijft. Stel de
kamerthermostaat nooit in op minder dan 15°C. Op
42
80/80
80/125
Parallel
Concentrisch
8
12
9
12
13
17
die manier zal de pomp automatisch ingeschakeld
blijven als de aanvoer watertemperatuur gemeten
door de NTC-sonde onder 7°C daalt. Als de
temperatuur blijft dalen, gaat de brander branden
wanneer de NTC-sonde een temperatuur van 3°C
meet. De ketel warmt dan op totdat de temperatuur
opnieuw 10°C bereikt. Daarna blijft de pomp
gedurende 15 minuten werken.
Opgelet ! Deze maatregel beschermt de ketel tegen
vorst, maar niet de radiatoren. Om de installatie
te beschermen, moet u een kamerthermostaat
aansluiten die is uitgerust met een bescherming
tegen
bevriezing.
Radiatoren
lopen om te bevriezen, kunnen uitgerust worden
met een vorstthermostaat die parallel met de
kamerthermostaat aangesloten moet worden.
Een andere mogelijkheid is het gebruik van een
buitensensor in combinatie met parameter 13;
de CV-pomp zal geactiveerd worden als de
buitentemperatuur onder de ingestelde waarde
daalt (standaardinstelling –2°C).
17 . Inbedrijfstelling
1.
Vul de ketel totdat de druk 1,5 à 2 bar bedraagt.
Ontlucht
de
ketel
ontluchter.
2.
Controleer de eventuele lekken van alle water-
en gasaansluitingen. Ontlucht de gasleiding.
3.
Controleer of de nominale druk 20 mbar voor G20
en 25 mbar voor G25 bedraagt.
4.
Verbind de ketel met de netspanning. Zodra er
een warmteaanvraag is, schakelt de brander
enkele seconden later in.
5.
Zet de thermostaat op de hoogste stand en zorg
ervoor dat de hele installatie op temperatuur is
gekomen. Zet de kamerthermostaat vervolgens
weer in de minimumstand.
6.
Ontlucht de hele installatie nog eens en voeg zo
nodig water toe.
18 . Buitendienststelling
De buitendienststelling van de ketel gebeurt door
toets
gedurende 3 seconden
+
ingedrukt te houden. Daarna
verschijnt de boodschap "OFF".
De bescherming tegen vorst blijft actief. Door de
toets daarna nog eens 3 seconden
+
ingedrukt te houden, schakelt u
de ketel opnieuw in.
die
het
risico
met
de
automatische