7.7
Aansluiting van de luchttoevoer en rookgasafvoer
7.7.1
Controleer luchttoevoer en -afvoeropeningen evenals de
rookgasaansluiting
▶ Controleer of de luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen voldoen aan
de plaatselijke voorschriften of aan de voorschriften voor gasinstalla-
ties. Laat gebreken direct verhelpen.
GEVAAR
Levensgevaar door vergiftiging!
Een ontoereikende luchttoevoer kan leiden tot het ontsnappen van ge-
vaarlijke rookgassen.
▶ Let erop, dat toe- en afvoerluchtopeningen niet zijn verkleind of afge-
sloten.
▶ Wanneer u het probleem niet meteen oplost, mag het cv-toestel niet
in werking gesteld worden.
▶ Wijs de eigenaar van de installatie schriftelijk op de gebreken en het
gevaar.
▶ Controleer of de rookgasafvoeraansluiting voldoet aan de geldende
voorschriften ( hoofdstuk 5.6, pagina 16).
▶ Laat eventuele gebreken direct verhelpen.
7.7.2
Rookgasklep controleren (leveringsomvang Cascaderook-
gasafvoer-set)
De sluitfunctie moet worden gecontroleerd wanneer motorbediende
rookgaskleppen worden gebruikt. In elektrisch spanningsloze toestand
is de klep gesloten.
Functie van de rookgasklep controleren:
▶ Open de rookgasklep handmatig met behulp van de positionerings-
stift (van stand 1 naar stand 2).
De functie is in orde wanneer de klep automatisch sluit (stift in positie
1).
Afb. 29 Positioneringsstift aan de afsluitklep
[1]
Stand 1: Klep dicht
[2]
Stand 2: Klep open
7.8
Cv-installatie bedrijfsklaar maken
▶ Brandstoftoevoer aan de hoofdkraan en voor het gasregelblok ope-
nen.
▶ Schakel de verwarmingsnoodschakelaar (indien voorhanden) en/of
de betreffende zekering in.
Condens 7000 F – 6720871559 (2022/10)
1
2
0010030369-001
7.9
Regelaar en brander in bedrijf stellen
7.9.1
Schakel het cv-toestel in op de regelaar
▶ Neem voor de inbedrijfname van de regelaar de bijbehorende techni-
sche documentatie van de regelaar in acht.
Stel, om vaak schakelen van de brander te vermijden en een efficiënt ge-
bruik te waarborgen, de stooklijn zo laag mogelijk in.
7.9.2
Rookgastest uitvoeren
▶ Neem voor de instelling en uitvoering van de rookgastest de bijbeho-
rende technische documentatie van de regelaar in acht.
7.10
Gasaansluitdruk en statische druk meten
▶ Draai de afsluitschroef van de testnippel ( afb. 28, [1] , pagina
26) voor de gasaansluitdruk en ontluchting 2 slagen los.
▶ Steek de testslang van de manometer (meetnauwkeurigheid kleiner
dan 0,1 mbar) op de drukmeetnippel.
▶ Meet de gasaansluitdruk bij actieve brander (vollast) en noteer de
waarde in het inbedrijfnameprotocol ( hoofdstuk 17.6,
pagina 64).
Stel bij gebruik met vloeibaar gas de extra drukregelaar bij de groottes
75 en 100 kW in bedrijf met grote belasting op 30 mbar uitgangsdruk in.
Meet en noteer vervolgens de aansluitdruk voor en na de drukregelaar.
Wanneer de gasaansluitdruk buiten de waarden van tabel 11 ligt:
▶ Schakel het cv-toestel uit en informeer de gasleverancier. Inbedrijf-
name is niet toegestaan.
Om de gasdrukregelaar respectievelijk de statische gasdruk in de gasin-
stallatie te controleren:
▶ Brander vanuit grote belasting uitschakelen.
▶ 10-20 seconden wachten en daarna de aanwezige gasaansluitdruk/
statische druk op de testnippel voor de gasaansluitdruk statische
druk meten.
De statische gasdruk mag maximaal 50 mbar bij aardgas en 70 mbar bij
vloeibaar gas propaan bedragen.
Bij een overschrijding:
▶ de gasleverancier informeren over de noodzaak de gasdrukregelaar
te vervangen.
▶ Voer geen inbedrijfname uit conform de fabrikantvoorschriften.
▶ Stel het cv-toestel buiten gebruik wanneer de installatie in gebruik is.
▶ Verwijder de testslang.
▶ Schroef de afsluitschroef van de testnippel voor gasaansluitdruk
zorgvuldig vast.
Inbedrijfname
27