Inbedrijfstelling
5.3
Stap 3 » Installatie inschakelen
Installatie (geldt voor alle componenten) d.m.v. de
installatieschakelaar inschakelen (netspanning "aan").
5.4
Stap 4 » Instelling van de eBUS-adressen BM-2 /
verwarmingstoestellen
► eBUS-adres BM-2: Instelling eBUS‑adres van de BM‑2‑modules
is alleen nodig als het aantal BM‑2‑modules groter dan 1 is. De
instelling van het eBUS‑adres wordt in de BM‑2 uitgevoerd onder
Installateursniveau → Installatie → Functie BM2. Hier kan de
BM‑2 worden toegewezen aan een mengcircuit.
MM1 → Mengcircuit 1 in de cascademodule
MM2 → Mengcircuit 2 in de mengmodule adres 2
:
MM7 → Mengcircuit 7 in de mengmodule adres 7
Een BM‑2 met eBUS‑adres "Systeem" (=fabrieksinstelling) is in
iedere installatie nodig.
► eBUS-adres verwarmingstoestellen: De eBUS‑adressen
moeten in volgorde van 1 tot 5 worden toegekend. Het maximale
aantal van de eBUS‑adressen hangt af van de bouwvorm van
de verwarmingstoestellen. De instelling van de eBUS‑adressen
volgens de instructies in de bedieningshandleiding van het
verwarmingstoestel volgen.
► eBUS-adres verwarmingstoestel als bijkomend
verwarmingstoestel (HWG - hulpwarmtegenerator): Bij
selectie van de cascadebedrijfsmodus KM02 = 5, 6, 7, 9, 10 of
11 kunnen maximaal 4 verwarmingstoestellen met de eBUS‑
adressen 1 tot 4 in cascade worden opgesteld. Eventueel wordt
hier een bijverwarmingstoestel (HWG) mee aangesloten, waarvan
het eBUS‑adres altijd op 5 moet worden ingesteld.
8909196_202202
b) max. uitbouw zonder Wolf-verwarmingstoestel
Wanneer er geen verwarmingstoestel met een eBUS‑
interface (WRS-compatibel) voorhanden is, kan de MM
ook als zelfstandige mengcircuitregelaar worden gebruikt.
Daarbij moet ofwel een buitenvoeler op de BM (0),
ofwel een DCF‑ontvanger met buitenvoeler op de eBUS
worden aangesloten. De adressering van de MM's en
de BM's gebeurt analoog aan het schema met de Wolf‑
verwarmingstoestellen. Voor aanvullende aanwijzingen, zie
de parameterbeschrijving KM05.
WOLF GmbH | 37