Installatie
4.2
Elektrische aansluiting
4.2.1
Algemene aanwijzingen
► De elektrische aansluiten mag alleen door een erkend elektro‑
installatiebedrijf worden uitgevoerd.
► Op aansluitklemmen is ook bij uitgeschakelde bedrijfsschakelaar
spanning aanwezig.
► Netaansluitleidingen moeten worden gerealiseerd volgens de
technische gegevens van de toestellen, alsook de plaatselijke
omstandigheden en de manier van plaatsing (bijv. NYM‑J of
NYY‑J).
► Elektrische aansluitleidingen, kabelgoten, elektrabuizen enz.
tegen mechanische beschadiging beschermen, en bestendig
tegen weersinvloeden en UV‑straling uitvoeren.
► De leidingen voor voelers/eBUS niet samen met 230V‑
of 400V-leidingen verleggen, tenzij u gebruik maakt van
afgeschermde leidingen.
GEVAAR
Elektrische spanning!
Dood door een elektrische schok.
► Laat elektriciteitswerkzaamheden door een installateur
► In de voedingskabel voor het toestel een meerpolige
► Controleer of er geen spanning is.
► De installatie beveiligen tegen herinschakeling.
► Voordat het toestel onder spanning wordt gezet, alle
4.2.2
Ingang «E2» als ingang voor storingsmeldingen (StE) /
Installatieschakelaar (AS)
Bij de selectie van de configuratie 1-4, 6-16 kan de ingang
«E2» met parameter KM34 ofwel als storingsmeldingsingang
(StE) of als installatieschakelaar (AS) worden geconfigureerd.
Functiebeschrijving zie beschrijving van parameter KM34.
4.2.3
Uitgang «MM» als storingsmeldingsuitgang (StA)
Met configuratie 4 en 12 fungeert de uitgang «MM» (klem «A»)
14 | WOLF GmbH
uitvoeren.
scheidingsinrichting met een contactafstand van minstens
3 mm opnemen.
elektrische afdekkingen en beveiligingsinrichtingen
monteren.
8909196_202202