4.2.2
Bediening van de apparaatbesturing
4.2.2.1
Hoofdweergave
Na het inschakelen van het apparaat of beëindigen van een instelling schakelt de apparaatbesturing om
naar de hoofdweergave. Dit betekent dat eerder geselecteerde instellingen worden overgenomen (door
signaallampjes worden weergegeven) en de instelwaarde van de stroomsterkte (A) in het linker lasgege-
vensdisplay wordt weergegeven. In het rechterdisplay wordt de voorkeuze van de instelwaarde van de
lasspanning (V) weergegeven. De besturing schakelt na 4 sec. weer terug naar de hoofdweergave.
4.2.2.2
Instelling van lasparameters in functieverloop
De instelling van een lasparameter gebeurt in de functiesequentie door het indrukken van het Click-
Wheel (keuze) en het draaien (navigeren naar de gewenste parameter). Door nogmaals de knop in te
drukken wordt de geselecteerd parameter voor instelling geactiveerd (parameterwaarde en desbetref-
fende signaallampje knipperen). De parameterwaarde wordt door aansluitend draaien ingesteld.
4.2.2.3
Uitgebreide lasparameters instellen (expertmenu)
In het expertmenu zijn functies en parameters ingesteld die niet rechtstreeks op de apparaatbesturing
kunnen worden ingesteld of waarvan regelmatige instelling niet noodzakelijk is. Aantal en weergave van
deze parameters zijn afhankelijk van het eerder geselecteerde lasproces of de geselecteerde functies.
Door lang (> 2 s) op het Click-Wheel te drukken wordt het item geselecteerd. Selecteer de desbetref-
fende parameter of het desbetreffende menupunt door het Click-Wheel te draaien (navigeren) en in te
drukken (bevestigen).
De besturing wisselt bij inactiviteit (4 s) van de expertparameters terug naar de hoofdweergave. Als een
parameter voor de instelling is geselecteerd, wordt door het lang indrukken op het Click-Wheel of na 30 s
inactiviteit teruggeschakeld naar de hoofdweergave.
4.2.2.4
Basisinstellingen wijzigen (apparaatconfiguratiemenu)
In het apparaatconfiguratiemenu kunnen de basisfuncties van het lassysteem worden aangepast. Alleen
ervaren gebruikers mogen de instellingen wijzigen > zie hoofdstuk 5.7.
4.2.2.5
Vergrendelfunctie
De vergrendelfunctie dient ter bescherming tegen het onbedoeld verstellen van de apparaatinstellingen
en wordt door de weergave
gedeactiveerd. Het lasproces kan bij een geactiveerde blokkering niet worden gestart. De functie wordt
door lang indrukken van de drukknop (> 2 s)
099-002068-EW505
26.7.2023
Apparaatbeschrijving - snel overzicht
gesignaleerd. Alle bedieningselementen worden bij geactiveerde functie
in- of uitgeschakeld.
Besturing - bedieningselementen
21