5.
Klik op de knop Apply (Toepassen) om de instellingen op te slaan. Het instellen is voltooid.
6.
Om te controleren of het ophalen van de LDAP juist is ingesteld, voert u minstens drie tekens van de
contactnaam van een netwerk in het vak Test (Testen) in en klikt u vervolgens op de knop Test (Testen). Als
de test is voltooid, wordt een bericht weergegeven.
Configuratie van Windows-aanmelding
Benodigde informatie voordat u begint
Zorg ervoor dat u over de volgende informatie beschikt voordat u de configuratie begint:
Windows-domein.
●
Kenmerken om de ingevoerde naam af te stemmen (zoals cnof samAccountName), het e-mailadres op
●
te halen (zoals mail) en te bepalen hoe de naam wordt weergegeven op het bedieningspaneel (zoals
displayName).
Instellen
Klik in Embedded Web Server op Settings (Instellingen) > Windows sign-in configuration (Windows-
aanmeldingsconfiguratie).
1.
Schakel de status van de Windows-aanmelding in (verplicht om door te gaan met de configuratie van de
Windows-aanmelding).
Het gedeelte Windows sign-in setup (Instellen van Windows-aanmelding):
2.
Voer de naam in van het standaard-Windows-domein (bijvoorbeeld mycompany.com).
Als u het Windows-domein niet kent, neemt u contact op met de serverbeheerder.
●
Als u een beveiligde verbinding (SSL) wilt inschakelen, schakelt u de optie Use a secure connection
●
(SSL) (Een beveiligde verbinding (SSL) gebruiken) in.
3.
Voer in het vak Match the name entered with this attribute (De ingevoerde naam afstemmen met dit
kenmerk) de naam van het kenmerk in. De inhoud moet tijdens de aanmelding worden afgestemd met het
type gebruikersnaam.
4.
Voer in het vak Retrieve the Users' Email Address using this attribute (Het e-mailadres van de gebruiker
ophalen op basis van dit kenmerk) de naam in van het kenmerk dat het e-mailadres van de persoon bevat
(bijvoorbeeld mail of rfc822Mailbox).
5.
Voer in het vak Retrieve the printer User's Name using this attribute (De naam van de gebruiker van de
printer ophalen op basis van dit kenmerk) de naam in van het kenmerk dat de naam van de persoon bevat
(bijvoorbeeld DisplayName).
6.
Klik op de knop Apply (Toepassen) om de instellingen op te slaan. Het instellen is voltooid.
7.
Om te controleren of het ophalen van de LDAP juist is ingesteld, voert u minstens drie tekens van de
contactnaam van een netwerk in het vak Test (Testen) in en klikt u vervolgens op de knop Test (Testen). Als
de test is voltooid, wordt een bericht weergegeven.
Certificaatbeheer
U kunt het identiteitscertificaat van de printer en de lijst met vertrouwde certificeringsinstanties configureren in
EWS > Settings (Instellingen) > Certificate settings (Certificaatinstellingen). Deze certificaten worden gebruikt
voor het instellen van vertrouwde en beveiligde verbindingen met externe servers.
NLWW
De printer configureren
33