2.
Selecteer een geschikte quickset voor uw scantaak. U kunt een quickset wijzigen door te tikken op het
pictogram
standaardbestandsnaam wijzigen.
Als u een quickset permanent wilt wijzigen, tikt u op het pictogram
(Quicksets beheren).
3.
Selecteer de scanbestemming.
Scannen naar printer
●
Scannen naar USB-flashstation
●
Scannen naar e-mail (als er een e-mailserver is geconfigureerd). Zie
●
op pagina
mailadresboek op pagina 22
Scannen naar netwerkmap (als er een netwerkmap is toegevoegd). Zie
●
op pagina 23
Scannen naar HP SmartStream-map (indien geïnstalleerd)
●
Scannen naar Mijn basismap
●
NLWW
. U kunt de bestandsindeling en één of meerdere pagina's selecteren en de
30. U kunt ook een adresboek configureren. Zie
en daarna op Manage quicksets
De e-mailserver configureren
LDAP-configuratie van het e-
Een netwerkmap configureren
Scannen 103