Weergavemenu
3 Selecteer [Beveiligen] met v/V, selecteer [Dit beeld] met b/B en druk vervolgens op z.
Het beeld is beveiligd en de aanduiding
Beelden selecteren en beveiligen
1 Druk op MENU in de enkelbeeldfunctie of in de indexfunctie.
2 Selecteer [Beveiligen] met v/V, selecteer [Meerdere beelden] met b/B en druk vervolgens op
z.
In de enkelbeeldfunctie:
3 Selecteer het beeld dat u wilt beveiligen met b/B op de regeltoets en druk vervolgens op z.
Het geselecteerde beeld wordt gemarkeerd met
4 Druk op b/Bom andere beelden die u wilt beveiligen weer te geven en druk op z.
5 Druk op MENU.
6 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op z.
In de indexfunctie:
3 Selecteer het beeld dat u wilt beveiligen met v/V/b/B op de regeltoets en druk vervolgens op z.
Het geselecteerde beeld wordt gemarkeerd met
4 Herhaal stap 3 om andere beelden te beveiligen.
5 Om alle beelden in een map te selecteren, selecteer de selectiebalk voor mappen met b en druk
vervolgens op z. De geselecteerde map wordt gemarkeerd met
6 Druk op MENU.
7 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op z.
De aanduiding
(Beveiligen) wordt op de geselecteerde beelden weergegeven.
De beveiliging annuleren
Selecteer het beeld waarvan u de beveiliging wilt annuleren en verwijder de vergrendeling
door de procedure voor het beveiligen nogmaals te herhalen.
De aanduiding
(Beveiligen) verdwijnt.
Houd er rekening mee dat bij het formatteren alle gegevens op het opnamemedium worden
•
gewist, zelfs als de beelden zijn beveiligd, en dat deze gegevens niet kunnen worden
hersteld.
Het beveiligen van een beeld kan enige tijd duren.
•
Voor meer informatie over de werking
(Beveiligen) wordt op het beeld weergegeven.
.
.
1 pagina 50
.
69