Voor uw veiligheid
1.3 Eisen aan het bedieningspersoneel
Het apparaat mag alleen worden bediend en onderhouden door personen de de wettelijk
bepaalde minimumleeftijd hebben en die hiervoor een instructie hebben ontvangen. Personeel
in opleiding mag alleen onder toezicht van een ervaren persoon met het apparaat werken.
Reparaties mogen uitsluitend door elektriciens worden uitgevoerd. Hierbij moeten de voor-
schriften in de separate servicehandleiding worden nageleefd.
1.4 Verantwoordelijkheid van de eigenaar
De eigenaar van het apparaat
►
is verantwoordelijk voor een onberispelijke toestand van het apparaat en voor een toepas-
sing conform het beoogde doel (zie bladzijde 11);
►
is ervoor verantwoordelijk dat personen, die het apparaat moeten bedienen of onder-
houden, voldoende vakkennis bezitten, over het apparaat worden geïnstrueerd en deze
gebruikshandleiding kennen en begrijpen;
►
moet de voor hen geldende voorschriften, bepalingen en bedrijfsveiligheidsvoorschriften
kennen en het personeel dienovereenkomstig opleiden;
►
is ervoor verantwoordelijk dat onbevoegden geen toegang tot het apparaat hebben;
►
is ervoor verantwoordelijk dat het onderhoudsplan wordt nageleefd en dat de onder-
houdswerkzaamheden vakkundig worden uitgevoerd ( zie bladzijde 57);
►
zorgt voor orde en netheid bij het apparaat en in de omgeving ervan, bijvoorbeeld door
toepasselijke instructies en controles;
►
is ervoor verantwoordelijk dat door het personeel persoonlijke beschermingsmiddelen
worden gedragen, bijvoorbeeld werkkleding, veiligheidsschoenen, veiligheidshandschoe-
nen.
1.5 Wijzigingen en verbouwingen
Het apparaat mag niet eigenmachtig worden omgebouwd of gewijzigd. Er mogen uitsluitend
onderdelen worden aan- of ingebouwd die door de fabrikant zijn toegestaan.
Eigenmachtige verbouwingen of wijzigingen leiden tot het vervallen van de CE- conformiteit
van het apparaat, waardoor het apparaat niet verder meer in bedrijf mag zijn.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade, gevaar of letsel welke ontstaat door eigen-
machtige verbouwingen of wijzigingen, of door het niet-naleven van de voorschriften in deze
handleiding.
1.6 Werkwijze bij storingen en onregelmatigheden
Het apparaat mag uitsluitend in onberispelijke toestand in bedrijf zijn. Als het bedieningsper-
soneel onregelmatigheden, storingen of schade vaststelt, moet het apparaat onmiddellijk uit
bedrijf worden genomen, en moet de leidinggevende worden geïnformeerd.
Informatie over storingsoplossing is te vinden vanaf bladzijde 39.
8
D33361 | Stand01/2020