7
(Als een encryptiecode (password) aanwezig is)
Voer het password in.
≥ Raadpleeg voor details over het invoeren van karakters pagina 137.
≥ Als de invoering voltooid is, raak dan [Enter] aan.
≥ Er wordt een bericht weergegeven als de verbinding volledig tot stand gebracht is. Raak [STOP]
aan en verlaat [Draadl. toegangspunt inst.].
Bevestiging van de volledig tot stand gebrachte Wi-Fi-verbinding
j Het statuslampje van dit toestel brandt groen
wordt op het beeldscherm weergegeven
j
Handmatig tot stand brengen van een verbinding
≥ Als de verbinding met [Handmatige Input] gemaakt wordt, bevestig dan de SSID
(identificatienaam), de authenticatiemethode, het encryptietype en de encryptiesleutel
(password) van het draadloze toegangspunt dat u gebruikt.
1
Druk op dit toestel op de Wi-Fi-knop.
2
Raak [Wi-Fi setup] aan.
3
Raak [Draadl. toegangspunt inst.] aan.
4
Raak het deel zonder weergave van een
draadloos toegangspunt aan C.
≥ Raadpleeg voor informatie over het wissen van draadloze
toegangspunten of het veranderen van de zoekvolgorde van
draadloze toegangspunten [Draadl. toegangspunt inst.] op
pagina 220.
5
Raak [Handmatige Input] aan.
6
Raak [INPUT] aan en voer vervolgens de SSID
van het draadloze toegangspunt in waarmee
verbinding gemaakt moet worden.
≥ Raadpleeg voor details over het invoeren van karakters
pagina 137.
≥ Als de invoering voltooid is, raak dan [Enter] aan.
7
Raak de gewenste methode voor de authenticatie van het netwerk aan.
Type netwerkauthenticatie
[Open]
[WEP]
[WPA-PSK]/[WPA2-PSK]
≥ Als [WEP] geselecteerd wordt, ga dan te werk zoals beschreven wordt in stap 9.
8
Raak de gewenste encryptiemethode aan.
≥ Als u [GEEN] selecteert, wordt nadat de verbinding tot stand gebracht is een bericht
weergegeven. Raak [STOP] aan en verlaat [Draadl. toegangspunt inst.].
Encryptietypes die ingesteld kunnen
[GEEN]/[WEP]
Het is niet mogelijk om een encryptie in te
stellen.
[TKIP]/[AES]
- 214 -
A [Wissen]
B [STOP]
worden