Wi-Fi
Instellen van een Wi-Fi-verbinding
Om de Wi-Fi-functie te gebruiken, sluit u dit toestel aan op een draadloos toegangspunt of
smartphone via Wi-Fi.
≥ Afhankelijk van de Wi-Fi-verbindingsmethode, zijn verschillende Wi-Fi-functies beschikbaar.
Wi-Fi-
verbindingsmethoden
Beschikbare Wi-Fi-
functies
≥ Als u [Geschiedenis] selecteert, kunt u een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen waarbij gebruik
gemaakt wordt van de instellingen van een eerder gebruikte Wi-Fi-functie.
∫ Het statuslampje (
wanneer verbinding met Wi-Fi gemaakt is
≥ Raadpleeg voor informatie over hoe een Wi-Fi-verbinding voor de draadloze tweeling-/
multicamerafunctie opgezet moet worden, pagina 229; raadpleeg voor informatie over de
verbindingsstatusiconen pagina 240.
Aansluiten op een draadloos
toegangspunt
(l
212)
≥ [Afst. Bedien.]
(l
≥ [Babymonitor]
(l
≥ [Huis monitor]
(l
≥ [Afsp. DLNA]
(l
197)
≥ [Kopieer]
(l
199)
≥ [Live zenden]
(l
203)
10) en de statusicoon van de verbinding
l
Opzetten van een rechtstreekse
verbinding met een smartphone
(l
182)
≥ [Afst. Bedien.]
189)
192)
A Brandt groen
≥ Het statuslampje brandt groen als dit toestel met
een apparaat van bestemming verbonden is nadat
een Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht is.
≥ Als Wi-Fi afgesloten is, brandt het statuslampje
opnieuw rood.
B De statusicoon van de verbinding
Wanneer verbinding met een draadloos
toegangspunt gemaakt is:
verbonden met Wi-Fi/
≥ Het display zal als volgt veranderen volgens de
intensiteit van de radiogolven:
#
#
(Sterk).
Wanneer een directe verbinding gemaakt is:
verbonden met Wi-Fi/
Wi-Fi
- 210 -
215)
(l
182)
(l
217)
niet verbonden met Wi-Fi
(Zwak) #
niet verbonden met