INFORMATIE
Het temperatuurstapverschil kan worden gewijzigd met de
instellingen [A‑02] en [F‑00]. Dit heeft gevolgen voor het
minimum watervolume dat vereist is wanneer de unit in de
koelstand draait.
Standaard
staat
de
watertemperatuurverschil van 3,5 K, waardoor het kan
werken
met
het
in
minimumvolume. Maar als een kleiner temperatuurverschil
is ingesteld, zoals bij toepassingen voor proceskoeling
waar
temperatuurschommelingen
vermeden, is een groter minimum watervolume vereist.
Om bij een wijziging van de waarden van de instelling
[F‑00] (koelstand) de goede werking van de unit te
verzekeren, moet het minimum watervolume worden
aangepast. Als dit volume groter is dan het in de unit
toegestane bereik, moet in de lokale leidingen een
bijkomend
expansievat
geïnstalleerd.
Voorbeeld:
Om de gevolgen voor het systeem van een wijziging van de
instelling [F‑00] aan te tonen, nemen we het geval van een unit met
een minimum toegestaan watervolume van 66 l. De unit is 5 m onder
het hoogste punt van het watercircuit geïnstalleerd en is gevuld met
30% ethyleenglycol.
We nemen een wijziging van de instelling [F‑00] van 5°C
(standaardwaarde) naar 0°C. In de tabel hieronder zien we dat 5°C
overeenstemt met een temperatuurverschil van 3,5 K en 0°C met
1 K, wat eigenlijk de laagst instelbare waarde is.
Waarde [F‑00] (°C)
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
De correctiefactor van het watervolume volgens de curve in de
onderstaande grafiek is 3,5; dit betekent dat het minimumvolume 3,5
keer groter zal zijn.
Curve correctiefactor voor minimum watervolume
EWAQ016~064CAW + EWYQ016~064CAW
Compacte luchtgekoelde water-chiller
4P497339-1 – 2017.07
unit
ingesteld
op
een
de
vorige
tabel
aangegeven
moeten
worden
of
een
buffertank
worden
Temperatuurverschil (K)
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
4,5
5
5,5
6
6,5
7
7,5
8
8,5
a
4.0
3.5
3.0
2.5
2.0
1.5
1.0
0.5
0.0
0
0.5
1
1.5
2
2.5
3
3.5
4
a
Correctiefactor watervolume
b
Temperatuurverschil (K)
Wanneer we 64 l vermenigvuldigen met de correctiefactor, krijgen
we 224 l; dit is het minimum toegestane watervolume in de installatie
bij een temperatuurverschil van 1 K.
Het is nu heel belangrijk om te controleren dat voor het
hoogteverschil van het systeem, het volume in het systeem kleiner is
dan de maximum toegestane waarde bij die voordruk (Pg). Op de
concentratiecurve van ethyleenglycol van 30% zien we dat het
maximum toegestane volume 240 l bedraagt bij 1 bar voordruk.
Het totale volume in het systeem zal zeker groter zijn na toevoeging
van het interne volume van de unit. In dit geval kan een voordruk
worden ingesteld of moet in de lokale leidingen een bijkomend
expansievat of een buffertank worden geïnstalleerd.
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de
berekende voordruk te bepalen.
a
3
2,5
2
1,5
1
E
0,5
D
0
33
0
50
100
150
200
250
a
Voordruk (bar)
b
Maximum watervolume (l) (water of water + glycol)
A
Systeem zonder glycol
B
Systeem met 30% ethyleenglycol
C
Systeem met 40% ethyleenglycol
D
Systeem met 30% propyleenglycol
E
Systeem met 40% propyleenglycol
F
Standaard
Als het totale watervolume in het volledige circuit groter is dan het
maximaal toegestane watervolume (zie grafiek), moet in de lokale
leidingen een bijkomend expansievat worden geïnstalleerd.
De standaardwaarde van de voordruk (Pg) geldt voor een
hoogteverschil van 7 m.
Als het hoogteverschil van het systeem minder dan 7 m bedraagt EN
het volume in het systeem kleiner is dan de maximum toegestane
waarde voor die voordruk (Pg) (zie grafiek), dan moet de voordruk
(Pg) NIET bijgesteld te worden.
5.3.4
De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5 Voorbereiding
4.5
5
5.5
6
6.5
7
7.5
8
8.5
A
F
B
C
300
350
400
450
500
550 600
9
b
b
13