Systeeminstellingen
Doseersysteem
instellen
Uitvoeren instellen
70
Setup doseersysteem
Het
seersystemen. De functie moet worden uitgevoerd als:
- een van de aangesloten proceschemicaliën is vervangen (gewij-
zigde viscositeit)
- er een nieuwe doseerpomp of een nieuwe flowsensor is ingebouwd
- het doseersysteem moet worden gecontroleerd, bijvoorbeeld bij
kwalificatie, herkwalificatie of periodieke controle
Tijdens het instellen wordt de doseerpomp gedurende een aantal im-
pulsen aangestuurd. Tegelijkertijd telt de besturing de door de flow-
sensor afgegeven impulsen. Nadat het gemeten volume in de bestu-
ring is ingevoerd, berekent deze de omrekenfactoren voor de pomp-
snelheid van de doseerpomp in µl/Imp en de impulswaarde van de
flowsensor in µl/Imp.
Het instellen van een doseersysteem kan alleen worden uitgevoerd
als er zich geen beladingssysteem in de spoelruimte bevindt.
Om de exacte pompsnelheid van de doseerpomp en de impulswaar-
de van de flowsensor te berekenen, zijn er 2 maatcilinders nodig:
- 1 x 1000 ml
- 1 x 100 ml
Plaats de zuiglans van een doseersysteem in een maatcilinder van
500–1000 ml.
Vul de maatcilinder aan met de te doseren proceschemicaliën.
Vul de maatcilinder van 100 ml met de te doseren proceschemicali-
ën.
Voordat het instellen van het doseersysteem wordt uitgevoerd, moe-
ten de doseersystemen worden ontlucht.
Doseersysteem vullen
Druk op de knop
Druk op de knop van het gewenste doseersysteem, bijvoorbeeld
DOS 1
.
Nadat de procedure is afgerond:
Bevestig de melding met OK.
Vul de maatcilinder van 500–1000 ml aan met de te doseren pro-
ceschemicaliën uit de maatcilinder van 100 ml en markeer of noteer
het niveau.
Vul de maatcilinder van 100 ml volledig aan met de te doseren pro-
ceschemicaliën.
Setup doseersysteem
Druk op de knop
Druk op de knop van het gewenste doseersysteem, bijvoorbeeld
DOS 1
.
wordt gebruikt voor het afstellen van de do-
.
.