7.3.4
Vastzetten van de pompgroep
Nadat de pompgroep is uitgelijnd op de basis,
moeten aan de desbetreffende borgschroeven
worden gebruikt om de pompgroep vast te zetten.
Het hele gebied van de onderplaat moet zo veel
mogelijk worden gevuld met voegmiddel.
OPMERKING
Wanneer u de pompgroep vastzet met
bindmiddelen voor mortel en gietsel,
moet u zorgen dat de onderplaat
helemaal in contact komt met de
fundering, zonder holtes tussen de
oppervlakken. Het chassis (frame)
moet aan de binnenkant volledig zijn
gevuld met beton.
7.4
Koppeling uitlijnen
7.4.1
Algemeen
Voor een correcte werking van de pompgroep is een
goede uitlijning van de koppeling vereist. Problemen
met trillingen, lawaai, oververhitting van de lagers en
overbelasting kunnen worden veroorzaakt door een
foutieve uitlijning van de koppeling of het gebruik van
een onjuiste koppeling.
Met een flexibele koppeling wordt een
foutieve axiale uitlijning tussen de
pomp en de motorassen niet
gecorrigeerd. Foutieve uitlijningen
kunnen hierdoor echter wel beter
worden vastgesteld. Om oververhitting,
trillingen, lawaai en slijtage van de
wentellagers te voorkomen, moet de
koppeling correct worden uitgelijnd en
vaak worden gecontroleerd.
Gebruik geen andere koppeling dan het
originele type dat op de pompgroep is
geïnstalleerd.
7.4.2
Methode voor uitlijning van de
koppeling
Om de koppeling te kunnen uilijnen, hebt u minimaal
14
twee stukken metaal met gladde randen (bijv. een
stalen liniaal of een meetstok) en één schuifmaat
nodig. (afbeelding 3)
(Voor meer nauwkeurige uitlijningen kan een
speciaal apparaat worden gebruikt). In het algemeen
zijn er twee soorten verkeerde uitlijning voor
koppelingen:
1. Foutieve parallelle asuitlijning
(afbeelding 4-6)
Om een foutieve parallelle asuitlijning te controleren,
houdt u een meetstok met gladde randen axiaal op
de bovenste helft van de koppeling. Vervolgens
controleert u op de meetstok de andere helft van de
koppeling. Voor de uitlijning moet de meetstok met
beide helften tegelijk contact maken. Herhaal deze
procedure voor de vier zijden van de koppeling
(d.w.z. de boven-, onder-, linker- en rechterkant van
de koppeling). Wanneer alle vier de kanten redelijk
acceptabele resultaten geven, is de uitlijning van de
koppeling gegarandeerd.
2. Foutieve uitlijning met hoekafwijking
(afbeelding 5-7)
Om een foutieve uitlijning met hoekafwijking te
controleren, meet u de afstand tussen de twee
helften van de koppeling in zowel het horizontale als
het verticale vlak. Met metingen op vier punten kunt
u de uitlijning voldoende controleren.
Een foutieve uitlijning kan zich voordoen in zowel
het horizontale als het verticale vlak. Foutieve
uitlijningen in het horizontale vlak kunnen
worden gecorrigeerd door plaatijzer onder de
pomp of motorbasis te plaatsen, terwijl foutieve
uitlijningen in het verticale vlak kunnen worden
gecorrigeerd door de pomp of de motor in het
horizontale vlak te verschuiven.
Installeer de koppelingsbeschermer
pas nadat u de uitlijning van de
koppeling hebt gecontroleerd.
Y
1
Afbeelding 3
Controle van de koppelingsuitlijning
in het horizontale en verticale vlak
90
90
90
X
1