7
Assemblage/installatie
7.1
Installatie
In onze standaardproductie worden de pomp en
motor geïnstalleerd op een gemeenschappelijke
onderplaat.
7.1.1
Installatielocatie
De pomp moet worden geïnstalleerd op een locatie
waar deze makkelijk kan worden bediend en
onderhouden. De pompruimte moet geschikt zijn
voor de bediening van hefsystemen zoals een
goederenlift, vorkheftruck, enz.
De pompgroep moet op de laagst mogelijke locatie
van het pompsysteem worden geïnstalleerd, zodat
een zo hoog mogelijke zuigdruk mogelijk is.
7.1.2
Installatielocatie - lokale
omgevingstemperatuur
Wanneer de lokale omgevingstemperatuur in de
ruimte waar een pompsysteem is geplaatst, meer
dan 40°C bedraagt, moet er geschikte ventilatie
aanwezig zijn om de warmte af te voeren naar de
omgeving en verse lucht aan te voeren.
7.2
Type aansluiting
Het type aansluiting is afhankelijk van het type
ontwerp en het formaat van de pomp en de motor, en
van de lokale installatieomstandigheden. Met voeten
gemonteerde horizontale pomp-motoreenheden
worden geïnstalleerd op een gemeenschappelijke
onderplaat.
7.3
Fundering
7.3.1
Algemeen
De grondplaat van de pomp moet worden gevoegd.
De fundering moet bestaan uit beton of een stalen
frame.
OPMERKING: De fundering dient te zorgen dat het
gewicht van de pompgroep gelijkmatig wordt
verdeeld.
7.3.2
Belangrijkste eigenschappen van
funderingen met een stalen frame
Funderingen met een stalen frame moet zodanig zijn
ontworpen dat de onderplaat met bouten of door
contactlassen aan het hele gebied wordt vastgezet.
LET OP
Als de onderplaat op slechts vier
punten wordt ondersteund, blijft de
pompgroep in het midden, waardoor
de koppeling verkeerd wordt
uitgelijnd en het geluidsniveau
toeneemt.
7.3.3
Eigenschappen van de fundering
De fundering moet horizontaal en vlak zijn en moet
het volledige gewicht ondersteunen.
OPMERKING
Funderingen van gewapend beton
worden gemaakt van standaardbeton
met een weerstandsklasse van
minimaal B 25.
MAS
Afbeelding 2
Een typische betonfundering
13