Algemene informatie
1. Reinig de maaikast. Zie Onderkant van de maaikast
reinigen, blz. 16.
2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de
koelribben van de cilinderkop en de behuizing van de
blazer.
3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van
de maaikast.
4. Controleer de conditie van het maaimes. Zie Onderhoud
van het maaimes, blz. 20.
5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onder-
houd van het luchtfilter, blz. 17.
6. Smeer de zelfaandrijving; zie De wielen smeren,
blz. 18.
7. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
8. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken
bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende Service
Dealer.
9. Maak de accu gereed voor de stalling. Laad de accu
72 uur achter elkaar op om er zeker van te zijn dat deze
volledig is opgeladen (zie Accu opladen, blz. 22). Haal
de oplader uit het stopcontact en bewaar de maai-
machine in een niet-verwarmde ruimte. Als u de
maaimachine opslaat in een verwarmde ruimte, moet u
de accu om de 90 dagen opladen.
Na de stalling
Warning
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van één of meer kabels veroorzaken. Geknikte,
uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen
veroorzaken, waardoor een onveilige situatie
ontstaat.
Bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels voorkomen.
Let goed op de kabels bij het in- of uitklappen
van de handgreep.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
1. Klap voorzichtig het bovendeel van de handgreep weer
uit totdat het in het onderdeel valt, en zet dan de
knoppen vast.
2. Alle bevestigingen controleren en vastdraaien.
3. Haal de bougie eruit (Fig. 13) en draai de motor snel
rond met behulp van het startkoord, om overtollige olie
uit de cilinder te verwijderen.
4. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de
oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de
elektroden versleten zijn.
5. Monteer de bougie en draai deze vast met een torsie van
20 Nm.
6. Voer de voorgeschreven onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud, blz. 15.
7. Accu opladen. Zie Accu opladen, blz. 22.
8. Vul de brandstoftank met verse, schone benzine.
9. Het motoroliepeil controleren. Zie Motoroliepeil
controleren, blz. 16.
10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
24