Tips voor bediening en gebruik
Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees deze
handleiding zorgvuldig, voordat u met de maaimachine
gaat werken.
Verwijder uit het werkgebied stokken, stenen, draden,
takken en andere rommel die het mes kan raken en
wegslingeren.
Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg
uit het werkgebied.
Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en
andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over
een willekeurig voorwerp.
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt of begint
te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougie-
kabel losmaken en de maaimachine op beschadiging
controleren.
Zorg dat u gedurende het hele seizoen steeds met een
scherp maaimes maait. Vijl regelmatig kerven en
inkepingen in het mes weg.
Vervang indien nodig het maaimes door een origineel
Toro-mes.
Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras
en natte bladeren gaan aankoeken en kunnen ver-
stopping van de maaimachine of afslaan van de motor
veroorzaken.
Warning
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen.
Maai uitsluitend in droge omstandigheden.
Reinig de onderkant van de maaikast telkens nadat u
hebt gemaaid. Zie Onderkant van de maaikast reinigen,
blz. 16.
Houd de machine steeds in een goede conditie.
Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste
maairesultaten te verkrijgen.
Warning
Als de motor van de maaimachine tijdens het
maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan
de machine een stuk van het mes of een motor-
onderdeel uitwerpen in de richting van de ge-
bruiker of de omstanders. Dit kan ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Nooit het ingestelde maximumtoerental van de
motor veranderen.
Als u denkt dat het motortoerental hoger is dan
normaal, moet u contact opnemen met een
erkende Service Dealer.
Reinig regelmatig het luchtfilter. Tijdens het fijnmaken
zal meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het lucht-
filter verstopt raakt en de prestaties van de motor
minder worden.
Gras maaien
Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaar-
getijde. Bij warm zomerweer kunt u het gras het beste
maaien bij maaihoogtestanden C, D of E. U moet
telkens niet meer dan ongeveer eenderde van de gras-
sprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager dan
51 mm, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het
najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien.
Als u gras maait dat langer dan 15 cm is, kunt u beter
eerst maaien in de hoogste maaihoogtestand, waarbij u
langzaam loopt. Vervolgens gaat u maaien bij een lagere
stand om het gazon een zo fraai mogelijk uiterlijk te
geven. Als het gras te lang is en in hoopjes achterblijft
op het gazon, kan de maaimachine geblokkeerd raken,
waardoor de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het
gazon gelijkmatig wordt bemest.
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende
stappen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaimachine af op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
volledig nieuwe baan te maaien.
Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand lager in
dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld: zet de voorwielen
op maaistand C en de achterwielen op maaistand D.
14