9. De menufuncties gebruiken
[Zebrapatroon]
Geeft aan welke delen door overbelichting in een zebrapatroon wit verzadigd kunnen
worden.
[ZEBRA1]
Selecteer [SET] om de helderheid in te stellen die als zebra patroon verwerkt moet worden.
• U kunt een helderheidswaarde tussen [50%] en [105%] selecteren. In [Zebra 2] kunt u [OFF]
selecteren. Als u [100%] of [105%] selecteert zullen alleen de zones die al met wit verzadigd
zijn in een zebrapatroon weergegeven worden. Hoe lager de waarde, hoe breder het
helderheidsbereik zal zijn dat als zebrapatroon verwerkt moet worden.
• Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we aan de belichting naar negatief te
compenseren, onder raadpleging van het histogram en om de foto vervolgens opnieuw te
maken.
• De weergegeven zebrapatronen zullen niet worden opgenomen.
• Als u [Zebrapatroon] aan [Fn knopinstelling] in het [Voorkeuze] ([Bediening])-menu toekent,
zal het zebrapatroon telkens wanneer op de functieknop gedrukt wordt waaraan de instelling
toegekend is als volgt omgeschakeld worden:
[Zebra 1] > [Zebra 2] > [OFF].
Als [Zebra 2] op [OFF] gezet is, schakelt de instelling om met de volgorde [Zebra 1] > [OFF]
waarmee u in staat gesteld wordt de instelling snel om te schakelen.
[Lichtmeter]
De belichtingsmeter weergeven.
• Stel [ON] in om de belichtingsmeter weer te geven tijdens het
uitvoeren van Programme Shift, het instellen van de
lensopening en het instellen van de sluitertijd.
• Ongeschikte zones van het bereik worden weergegeven in het
rood.
• Als de belichtingsmeter niet weergegeven wordt, schakel dan de weergave-informatie voor
het scherm in door op [DISP.] te drukken.
• Als gedurende ongeveer 4 seconden geen handelingen verricht worden, zal de
belichtingsmeter verdwijnen.
[MF-gids]
Wanneer u de focus handmatig instelt, wordt er een MF-gids
die het u toelaat de richting te controleren voor het verkrijgen
van de focus afgebeeld.
A Aanduiding van ¶ (oneindigheid)
[ZEBRA2]
245
SS
SS
SS
250
125
60
30
15
F F
4.0
5.6
8.0
4.0
4.0
60 60
2
0
00
98 98 98