4.7
Installatie van het bedieningspaneel
Het bedieningspaneel van de inbouwkachel moet op de muur aangebracht zijn in de buurt van de inbouwkachel; voor-
aleer aan deze interventie te beginnen, moet het toestel van de netstroom ontkoppeld worden:
- Maak daarna een passend gat om kabel A van het bedieningspaneel door te steken (zie Figuur 2).
- Ontkoppel de kabel van de stuurkaart. Om deze bewerking uit te voeren, moet de stuurkaart uit steun B gehaald
worden.
- Plaats de kabel A zoals aangegeven in Figuur 2. Controleer aandachtig of, als de inbouwkachel gemonteerd is met de
beweegbare vulkit (mogelijkheid om de inbouwkachel uit te halen gedurende de werking om pellets te laden), of de
kabel A voldoende soepel hangt en niet gespannen is in de open en gesloten toestand.
- Boor verder gaten voor het bevestigen van steun B, m.b.v. de meegeleverde ankerbouten D en schroeven C.
- Breng nu de eerder gedemonteerde stuurkaart weer aan op steun B en verbind eerst de kabel A met deze kaart.
- Bevestig ten slotte het volledige bedieningspaneel.
LET OP: het bedieningspaneel moet in een zone geplaatst worden waar de bedrijfstemperatuur onder de
40°C blijft doordat hogere temperaturen een slechte werking en breuk met zich mee kunnen brengen
(deze schade wordt niet gedekt door de garantie). Vermijd in elk geval om de kabel van aansluiting "A" te
pletten en/of te vervormen; niet blootstellen aan temperaturen van meer dan 60°C; hogere temperaturen
kunnen beschadigingen met zich brengen.
p. 24