Algemeen overzicht
van de machine
1. Rupsband
2. Afstelling rupsbanden
3. Hefcilinder
4. Cilindervergrendeling
Bedieningsorganen
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle
bedieningsorganen (Figuur 4) voordat u de motor start
en de machine gebruikt.
5
7
3
6
1
4
1. Tractiebediening
2. Hefhendel
laadarm/werktuig
3. Hendel voor
hulphydrauliek
4. Referentiebalk
5. Gashendel
6. Chokehendel
5. Armen van de lader
6. Motorkap
7. Hydraulische
hulpkoppelingen
8. Kantelcilinder
8
9
10
12
G006104
2
Figuur 4
7. Brandstofmeter
8. Lampje temperatuur van
hydraulische vloeistof
9. Urenteller/toerenteller
10. Contactschakelaar
11. Parkeerremhendel
12. Vergrendeling van klep
van lader
Figuur 3
9. Bevestigingsplaat
10. Bevestigingsogen
11. Schakelbord
12. Inspectieluik achterzijde
Contactschakelaar
De contactschakelaar waarmee u de motor start en afzet,
heeft drie standen: stop, lopen en start.
Om de motor te starten, draait u het sleuteltje op Start.
Als u het sleuteltje loslaat als de motor start, zal dit
11
automatisch terugkeren naar Lopen.
Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje op Uit.
Gashendel
Zet de hendel naar voren om het motortoerental te
verhogen en naar achteren om het toerental te verlagen.
Chokehendel
Voordat u een koude motor start, moet u de chokehendel
naar voren bewegen. Nadat de motor is gestart, kunt
u met behulp van de choke de motor regelmatig laten
lopen. Zodra dit mogelijk, moet u de chokehendel
helemaal naar achteren bewegen.
Opmerking: Als de motor warm is, hoeft de choke
niet of nauwelijks te worden gebruikt.
Referentiebalk
Gebruik tijdens het rijden met de tractie-eenheid de
referentiebalk als handgreep en hefboompunt om de
14
13. Brandstoftank
14. Veiligheidsplaat voor
achteruit