Extra installatie-opties voor de printer
Voor Macintosh-gebruikers
1
Stel in dat de DHCP-server van het netwerk een IP-adres toewijst aan de printer.
2
Druk vanaf de printer de netwerkconfiguratiepagina af. Voor meer informatie over het afdrukken van een
netwerkinstallatiepagina, zie "Pagina met netwerkinstellingen afdrukken" op pagina 34.
3
U vindt het IP-adres van de printer in het TCP/IP-gedeelte van de netwerkinstallatiepagina. U zult dit IP-adres nodig
hebben bij de toegangsconfiguratie van computers op een ander subnet dan de printer.
4
Installeer de stuurprogramma's en voeg de printer toe.
a
Installeer een PPD-bestand op de computer:
1
Plaats de cd Software en documentatie in het cd-rom- of dvd-romstation
2
Dubbelklik op het printerinstallatiepakket.
3
Klik in het welkomstvenster op Ga door.
4
Klik nogmaals op Ga door nadat u het Leesmij-bestand hebt gelezen.
5
Lees de licentieovereenkomst door, klik op Ga door en klik vervolgens op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
6
Kies een bestemming en klik op Ga door.
7
Klik in het scherm Standaard op Installeer.
8
Voer het gebruikerswachtwoord in en klik vervolgens op OK.
Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.
9
Klik op Opnieuw opstarten wanneer de installatie is voltooid.
b
Voeg de printer toe:
•
Voor afdrukken via IP:
In Mac OS X versie 10.5 en later
1
Kies vanuit het Apple-menu Systeemvoorkeuren.
2
Klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op +.
4
Klik op IP.
5
Typ het IP-adres van de printer in het adresveld.
6
Klik op Voeg toe.
In Mac OS X 10.4 en eerder
1
Kies in de Finder Ga > Programma's.
2
Dubbelklik op Utilities.
3
Dubbelklik op Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
4
Kies Voeg toe in de printerlijst.
5
Klik op IP.
6
Typ het IP-adres van de printer in het adresveld.
7
Klik op Voeg toe.
•
Voor afdrukken via AppleTalk:
In Mac OS X versie 10.5
1
Kies vanuit het Apple-menu Systeemvoorkeuren.
2
Klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op +.
42