Mechanische installatie
3.1.6 Hijsen
LET OP
HIJSEN – GEVAAR VOOR BESCHADIGING APPARATUUR
Bij incorrect hijsen kan de apparatuur beschadigd raken.
3
3
•
Gebruik beide hijsogen, indien aanwezig.
•
Bij verticaal hijsen: voorkom ongecontroleerd
draaien.
•
Bij gebruik van een hijsinstallatie: hijs geen
andere apparatuur met behulp van enkel de
hijspunten op de motor.
De eenheid mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel
worden gehanteerd en gehesen. Verzeker u ervan
•
dat de volledige productdocumentatie
beschikbaar is, evenals als het gereedschap en de
apparatuur die nodig is om veilig te werken.
•
dat kranen, krikken, hijsstroppen en hijsbalken op
basis van de specificaties in staat zijn om het
gewicht van de te hijsen apparatuur te dragen –
het gewicht van het apparaat vindt u in
hoofdstuk 7.1.4 Gewicht;
•
dat bij gebruik van een oogbout de schouder van
de oogbout stevig tegen het oppervlak van het
statorframe aangedraaid is voordat u gaat hijsen.
De bij de eenheid geleverde oogbouten of hijstappen zijn
enkel berekend op het gewicht van de eenheid zelf, niet
op het extra gewicht van hieraan bevestigde aanvullende
apparatuur.
3.1.7 Opslag
Zorg dat aan de vereisten voor opslag wordt voldaan. Zie
hoofdstuk 7.5 Omgevingscondities voor meer informatie.
12
Bedieningshandleiding
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden.
3.2 Installatieomgeving
LET OP
In omgevingen met in de lucht aanwezige vloeistoffen,
deeltjes of corrosieve gassen moet u ervoor zorgen dat
de IP/Type-klasse overeenkomt met de installatieom-
geving. Als niet aan de omgevingsvereisten wordt
voldaan, kan dit de levensduur van de frequentieom-
vormer bekorten. Zorg dat wordt voldaan aan de eisen
ten aanzien van luchtvochtigheid, temperatuur en
hoogte.
Trillingen en schokken
De frequentieomvormer voldoet aan de vereisten die
gelden wanneer de eenheid aan de wand of op de vloer
van een productiehal is gemonteerd of in panelen die met
bouten aan de wand of de vloer zijn bevestigd.
Zie hoofdstuk 7.5 Omgevingscondities voor gedetailleerde
omgevingsspecificaties.
3.3 Montage
3.3.1 Inleiding
Er zijn verschillende montageopties.
FCM 106
Bij levering is de frequentieomvormer op de motor
geïnstalleerd. De gecombineerde eenheid wordt aangeduid
als de DriveMotor.
Installatieprocedure:
1.
Installeer de DriveMotor; zie hoofdstuk 3.3.4 De
DriveMotor monteren.
2.
Voer de elektrische installatie uit, te beginnen
met hoofdstuk 4.7.1 Netvoeding aansluiten.
Ga direct naar hoofdstuk 3.3.4 De DriveMotor monteren.
FCP 106
Monteer de frequentieomvormer op de adapterplaat, die
•
op een vlakke ondergrond naast de motor of
•
direct op de motor wordt gemonteerd. De
combinatie van de gemonteerde frequentieom-
vormer en motor wordt de DriveMotor genoemd.
MG03L210