Opmerking
U kan proberen een afdruk te maken op zwaarder papier als u de
invoerlade niet helemaal vult en als u papier gebruikt met een gladheid
van 100-180 Sheffield.
DU
Enveloppen met plakstrips of flappen
Enveloppen met een plakstrip of meer dan één flap die
gevouwen moet worden om de envelop te sluiten, moeten zijn
voorzien van een kleefmiddel dat de hitte en druk van de printer
kan weerstaan: 200° C. De extra flappen en strips kunnen tot
kreukels of vouwen leiden of storingen veroorzaken.
Enveloppen bewaren
Als u de enveloppen goed bewaart, komt dit de afdrukkwaliteit
ten goede. Bewaar de enveloppen plat. Als zich lucht in de
envelop bevindt, waardoor zich een luchtbel vormt, kan de
envelop tijdens het afdrukken gaan kreukelen.
Kaarten en zwaar afdrukmateriaal
U kan vanuit de papierinvoerlade afdrukken maken op een groot
aantal verschillende kaarten, bijvoorbeeld op indexkaarten en
briefkaarten. Sommige kaarten zijn door hun constructie beter
geschikt voor gebruik in een laserprinter dan andere.
Het beste resultaat verkrijgt u met papier dat niet zwaarder is dan
2
157 g/m
. Te zwaar papier kan zorgen voor problemen met de
papierinvoer, stapelproblemen, papierstoringen, slechte hechting
van de toner, slechte afdrukkwaliteit of uitzonderlijke
mechanische slijtage.
Samenstelling van de kaarten
Gladheid: Kaarten van 135-157 g/m
hebben van 100-180 Sheffield. Kaarten van 60-135 g/m
moeten een gladheid hebben van 100-250 Sheffield.
Constructie: Zorg ervoor dat de kaarten plat liggen en niet
meer dan 5 mm omkrullen.
Conditie: Controleer of de kaarten niet gekreukeld of
anderszins beschadigd zijn.
Formaten: Gebruik alleen kaarten van de volgende
afmetingen:
• Minimaal: 76 x 127 mm
• Maximaal: 216 x 356 mm
Richtlijnen voor het gebruik van afdrukmateriaal 253
2
moeten een gladheid
2